Motorrijder zit bij wegbeheerder nog niet 'tussen de oren'
’Thermoplasten’, turbo-rotondes en vangrails. Ziehier de ergernissen-top 3 van Nico Perk, voorzitter van de Motorrijders Actie Groep. Maar zijn eerste zorg is wel dat de ’groeiende minderheid’ van ruim 635.000 motorrijders onder wegbeheerders en verkeerskundigen nog allesbehalve ’tussen de oren’ zit.
Klagen ligt voor de hand, maar Perk erkent ook dat in 2008 op vangrailgebied belangrijke kenteringen bracht. Steeds meer provincies en Rijkswaterstaat tonen zich bereid in gevaarlijke bochten en afslagen zogenaamde onderplanken te plaatsen. Naar schatting en variërend per land is in Europa 10 tot 15 procent van de verkeersdoden onder motorrijders terug te voeren op de klassieke geleiderail die de onderuit gegleden motorrijder allesbehalve ’geleidt’ maar voor hem juist een dodelijk obstakel vormt, aldus Perk. Utrecht was vijf jaar geleden de eerste provincie die samen met de MAG op een kleine 20 locaties de vangrail aanpaste. Inmiddels hebben Groningen en Zeeland dit jaar samen met de MAG een gezamenlijke ’schouw’ gehouden naar gevaarlijke vangrailsituaties. Het meest recente succes dateert van medio december toen de provincie Noord-Holland een convenant ondertekende over de aanpak van motorgevaarlijke locaties op en langs provinciale wegen. Ook in Noord-Brabant en Overijssel signaleert Perk toenemend begrip voor de positie van de motorrijder.
Directe contacten met lokale en regionale wegbeheerders zijn belangrijk omdat daarmee vaak verbeteringen snel te realiseren zijn. Illustratief is dat Rijkswaterstaat 60.000 m ’motorvriendelijke’ vangrails langs het hoofdwegennet gaat plaatsen of aanpassen terwijl van een formele verplichting daartoe (nog) geen sprake is; in de actuele CEN-vangrailnorm komt de motorrijder niet voor. Wel werd in juni vorig jaar in Milaan, mede op aandringen van de Europese motorrijders-koepel FEMA, besloten tot officiële aanpassing. Een technische commissie van de CEN wijdt zich nu aan een nieuwe, aangepaste norm die omschrijft hoe geleiderails moeten presteren als een over de grond glijdende motorrijder de rails raakt. In de praktijk kan het echter nog wel een tijd duren voor de aangepaste norm letterlijk op straat wordt toegepast, zo vreest Perk.
Meer uniformiteit kan op termijn ook de wildgroei en het ’hobbyisme’ van wegbeheerders op andere terreinen indammen, zegt Perk. Doornen in het oog van de MAG-voorzitter zijn onder meer de ´thermoplasten´ op het wegdek en de turborotondes. In het laatste geval kunnen motorrijders ‘languit gaan’ op lengteribbels of op ’achterlijk grote blokken’ op de voorsorteerstroken voor de rotonde. Perk hekelt deze ‘creativiteit’ om het wegdek op te sieren met grote thermoplastische plakkaten; de ene keer om opzichtig een snelheidsmaximum te markeren, de andere keer om te attenderen op een schoolzone. In alle gevallen kan volgens Perk hetzelfde worden bereikt met minder motorgevaarlijke maatregelen. De grote plakkaten blijken nu voor tweewielers al gauw een uitglijder. ’Ik kan morgen iets bedenken en dat op Intertraffic aan de man brengen’, hekelt Perk de vrijheid van wegbeheerders en –ontwerpers.
De ANWB schaart zich nadrukkelijk achter de belangen van motorrijdend Nederland. De bond wijst er op dat een motorrijder een 34 maal zo grote kans heeft op een dodelijk ongeval als een autobestuurder. Dat verschil moet drastisch verkleinen door veiliger motorfietsen, meer veiligheidsbewustzijn onder deze verkeersdeelnemers en door wegaanpassing. Dankzij ANWB-inspanningen krijgt de motorrijder nu al nadrukkelijk een plaats in het veiligheidsclassificatiesysteem EuroRAP, een soort hotelsterrensysteem voor veilige wegen. Zo wordt de veiligheid van geleiderails voor motorrijders nu binnen afzienbare tijd onderdeel van deze beoordeling. ’Een belangrijke stap naar minder doden en gewonden onder motorrijders in het verkeer’, aldus de bond. In 2007 vielen onder deze verkeersdeelnemers in Nederland 64 doden en 713 gewonden.
Reactie plaatsen •