Inzet duurzaam busmaterieel
Een samenvatting van dit artikel is gepubliceerd in Verkeerskunde 3/2010
Begin 2009 hield de Stadsregio Amsterdam een marktconsultatie onder vervoerders, busleveranciers en kennisinstituten. Doel was de stand van zaken op het gebied van innovaties van (duurzaam) materieel te achterhalen ter voorbereiding van de aanbesteding van de concessie Zaanstreek. De marktconsultatie was succesvol: veel partijen hebben input geleverd waardoor de Stadsregio uiteindelijk een goed beeld van de actuele situatie op de busmarkt heeft verkregen. De conclusie van de marktconsultatie luidde dat bussen steeds schoner worden en dat de volgende stap in de ontwikkeling van bussen de introductie zal zijn van de dieselhybride bus. Deze introductie komt echter net te laat voor de aankomende concessieverlening van de Zaanstreek.
1 Stadsregio Amsterdam
Voor de aanbesteding van de concessie Zaanstreek heeft de Stadsregio Amsterdam verscheidene ambities opgesteld. Hieronder vallen de onderwerpen bereikbaar houden van dit deel van de Metropoolregio Amsterdam, ontsluiting bieden aan de inwoners van de Zaanstreek, een alternatief bieden voor de auto, betaalbaarheid, toegankelijkheid, sociale veiligheid en duurzaamheid. In dit artikel focussen we op hoe dit laatste onderwerp is uitgewerkt in concrete doelstellingen voor de aanbesteding, en hoe een marktconsultatie hieraan heeft bijgedragen.
De ambities van de Stadsregio voor het onderwerp duurzaamheid vertalen zich concreet in de volgende doelstellingen:
- Lagere emissie van schadelijke stoffen (lokaal en bovenlokaal);
- Lagere afhankelijkheid van fossiele brandstoffen;
- Bijdragen aan de verdere ontwikkeling van nog schonere bussen.
Uiteraard worden naast deze doelen ook kostenvoorwaarden meegenomen. Een ‘te grote’ investering in milieuvriendelijk openbaar vervoer kan immers ten koste gaan van het totaalaanbod van openbaar vervoer. Dit kan leiden tot meer autoverkeer, wat weer ten koste gaat van het milieu.
2 Marktconsultatie
Ter voorbereiding op de aanbesteding van de concessie is de Stadsregio nagegaan in hoeverre haar ambities konden worden bereikt. Voor haar ambities die het onderwerp (duurzaam) busmaterieel raken werd onder meer gedacht aan de inzet van hybride bussen. Op het gebied van hybride en ander (duurzaam) materieel hebben recent veel ontwikkelingen plaatsgevonden. Om te achterhalen wat de laatste stand van zaken was op dit gebied heeft de Stadsregio samen met de adviesbureaus MuConsult en Significant een marktconsultatie gehouden onder vervoerders, busleveranciers en kennisinstituten. Het doel hiervan was om de kennis en ervaring van de marktconsultatiedeelnemers inzake de inzet van milieuvriendelijker busmaterieel te verzamelen en te gebruiken bij de aanbesteding.
De plaats van de marktconsultatie in het aanbestedingsproces is weergegeven in figuur 1. Het figuur laat zien dat de opgedane kennis en verzamelde informatie tijdens de marktconsultatie is gebruikt om het programma van eisen en het bestek te verfijnen.
Figuur 1. Plaats van de marktconsultatie in het aanbestedingsproces (gebaseerd op Papenhuijzen, J.P., De marktconsultatie, PIANOo-bijeenkomst, 2007)
De marktconsultatie is gestart met een schriftelijke ronde waarin de deelnemers verscheidende vragen van de Stadsregio schriftelijk konden beantwoorden. Naar aanleiding van de beantwoording van deze vragen heeft de Stadsregio een aantal deelnemers uitgenodigd om hun antwoorden mondeling toe te lichten. Aan alle deelnemers is ten slotte een eindrapport verstuurd waarin alle reacties waren verwerkt. De belangrijkste bevindingen uit dit rapport worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.
3 Bevindingen materieel
De waterstofbus heeft de toekomst
Alle deelnemers aan de marktconsultatie onderkennen dat dieselbussen niet de toekomst hebben. De waterstofbus wordt gezien als het eindpunt van de ontwikkeling van duurzaam materieel. Wanneer dit punt wordt bereikt is echter onduidelijk. Ook is men het niet eens over het te volgen ontwikkelingspad richting waterstof. Er zijn twee methoden om waterstof te gebruiken: (1) in een aangepaste verbrandingsmotor of (2) in een brandstofcel. In een aangepaste verbrandingsmotor wordt gebruik gemaakt van technieken die ook in een gasbus worden gebruikt. Bij de tweede methode, de brandstofcel, wordt waterstof omgezet in elektriciteit die een elektrische motor aandrijft. Deze methode gebruikt technieken die ook in dieselhybride bussen wordt gebruikt. Beide methoden en ontwikkelingspaden zijn mogelijk, maar de deelnemers hebben nog geen eenduidige voorkeur voor een van de ontwikkelingspaden.
Op het moment geven leveranciers en vervoerders vooral de voorkeur aan de nieuwste generatie dieselbussen (Euro6) boven alternatieve bustypen, zoals de aardgasbus. De Euro6 dieselbussen zijn in ontwikkeling en moeten vanaf 20XX op de markt komen, en vanaf 20YY als Europese norm gaan gelden. Deze bussen zijn zo schoon dat lokale milieuproblematiek (fijnstof et cetera) vrijwel geen argument meer is bij het eisen van nog schonere bussen. Echter, omdat diesel een fossiele brandstof is die op korte/middellange termijn sterk in prijs kan variëren, op lange termijn op zal raken en een aantal alternatieve brandstoffen op globaal milieuniveau veel schoner zijn dan diesel (minder CO2-uitstoot et cetera), worden alternatieve brandstoffen steeds belangrijker inzake de globale milieuproblematiek.
Alternatieve brandstoffen
Totdat de brandstofcelbus is uitontwikkeld wordt er vooral gekeken naar aardgas, biobrandstoffen en ethanol als alternatief voor diesel. Aardgas heeft zich reeds gevestigd als alternatief. Aardgasbussen rijden op een “product van eigen bodem”, dus een keuze voor dit alternatief raakt niet alleen milieudoelstellingen, maar ook economische motieven. Biobrandstoffen zijn in aantocht. Het netto effect van de productie en verbranding van biobrandstoffen is vaak onderwerp van discussie, maar inmiddels groeit het besef bij een aantal vervoerders en busleveranciers dat ‘tweede’ of ‘derde generatie’ biobrandstoffen, mede vanwege de vermeende CO2 neutraliteit (of zelfs negatieve CO2 uitstoot; bepaalde grassoorten leggen meer CO2 vast dan er bij de verbranding vrijkomt), een reële optie zijn voor de middellange termijn. Ethanol is ook een interessante optie, maar vanwege de belasting van de grondstof is het te duur om in Nederland te gebruiken. Feitelijk wordt dit alternatief door de nationale overheid uit de markt geprijsd. In Scandinavië wordt ethanol voor brandstofgebruik veel minder zwaar belast. Daar wordt deze milieuvriendelijke brandstof relatief veel gebruikt. Ook is men in Scandinavië verder met het produceren van deze brandstof.
De hybride technologie
Een aanvullend alternatief, dat feitelijk los staat van de brandstofdiscussie, is de hybride technologie. Hybride betekent een combinatie van twee of meer technieken. Voor wat betreft bussen zijn alle combinaties van brandstoffen en technieken mogelijk. Echter, vanwege de (ontwikkel)kosten van hybridisering is de dieselhybride aandrijving de eerste logische stap. Dieselbussen zijn immers de meest voorkomende bussen.
Een dieselhybride bus combineert een (diesel)verbrandingsmotor met een elektromotor en een accu. De accu wordt onderweg opgeladen (bij rembewegingen). De opgeslagen energie wordt gebruikt als er piekbelasting is (optrekken). Hierdoor kan de dieselmotor draaien op een optimaal toerental en met een optimaal rendement. Een dieselhybride bus heeft doorgaans dan ook een kleinere dieselmotor dan een gewone dieselbus.
Voor- en nadelen van de hybride technologie
Hybride bussen verbruiken doorgaans minder brandstof, zijn schoner en zijn stiller bij het optrekken dan gewone bussen. Daarbij zijn hybride bussen positief voor het imago van het openbaar vervoer. Ten slotte is de hybride technologie een flexibele innovatie: er is geen aparte infrastructuur voor nodig, en de techniek staat los van de brandstofkeuze.
De technologie kent ook nadelen. Het meest vanzelfsprekende nadeel betreft vooralsnog de kosten. Hybride bussen zijn momenteel nog duurder in aanschaf en gebruik dan gewone bussen. In aanschaf vanwege de extra onderdelen, en (op dit moment) vanwege het gemis van serieproductie. In gebruik vanwege de beperkte levensduur van de accu’s en de trainingseisen voor monteurs. Ook verwachten vervoerders en leveranciers dat de restwaarde van hybride bussen relatief lager is dan die van dieselbussen vanwege de vooralsnog beperkte inzetbaarheid in minder ontwikkelde regio’s (denk aan Oost-Europa). Een ander nadeel van de hybride technologie is dat de efficiëntie afhangt van het gebruik. In stedelijke gebieden waar de bussen vaak optrekken en afremmen (hoge haltedichtheid, congestie, stoplichten, et cetera) is de brandstofbesparing groot. Besparingen tussen de 20% en 40% worden genoemd. Echter, op lijnen waar de bussen lange stukken doorrijden is het effect geringer.
Onzekerheden
Onzekerheid bestaat over een aantal andere aspecten van de hybride bussen. Zo is de (zitplaats)capaciteit van deze bussen volgens de meeste leveranciers lager, maar volgens een enkele juist hoger. Dit hangt af van het type bus en het gewicht en omvang van de aandrijvingtechniek. Veel (lichtgewicht)bussen zijn gewichtbegrensd. Door gebruik te maken van lichte accu’s en een lichte kleine dieselmotor kan een hybride bus meer (zware) zitcapaciteit krijgen. Meestal is de aandrijvingtechniek van een hybride bus echter nog zwaarder dan de techniek van een gewone bus en nemen de accu’s extra plaats in. Voor dergelijke technieken geldt dat dit ten koste kan gaan van de zitplaatscapaciteit.
Een tweede onzekerheid betreft de betrouwbaarheid. De hybride technologie is nog geen beproefde technologie en is snel in ontwikkeling. Dit leidt ertoe dat zij storingsgevoeliger kan zijn, en dat de (na)levering van onderdelen na enkele jaren een probleem kan worden omdat de technologie dan achterhaald kan zijn. Ten slotte is een onzekerheid dat er momenteel nog een beperkte keuze van leveranciers voor de voertuigen is, maar uit de marktconsultatie bleek dat er vanaf 2010 in ieder geval vier partijen hybride bussen kunnen leveren.
4 Aanbesteden en materieeleisen
Bij het opstellen van het programma van eisen en het bestek voor de concessie Zaanstreek is gekeken naar de manier waarop de materieelvoorkeur zou moeten worden geformuleerd om de eerder genoemde beleidsdoelstellingen te halen. Verschillende mogelijkheden zijn besproken, waaronder:
- Hybride bussen expliciet eisen voor een deel van de busvloot;
- Een nog schonere emissie dan Euro6 eisen;
- Eisen dat de bussen een deel van de route emissievrij kunnen rijden.
Deze mogelijkheden zijn tijdens de marktconsultatie aan bod gekomen. De deelnemers aan de marktconsultatie zijn over het algemeen van mening dat een OV autoriteit geen middel moet eisen maar een doel. Door te strenge eisen te stellen aan het middel wordt de keuze beperkt en de creativiteit uit de markt gehaald. Echter, wanneer hen gevraagd werd te kiezen uit een van de genoemde opties geven de deelnemers de voorkeur aan het expliciet eisen van hybride materieel. De andere twee opties zijn niet werkbaar: een nog schonere emissie dan Euro6 is vrijwel niet te toetsen en emissievrij rijden kan slechts met een klein aantal van de in ontwikkeling zijnde hybride bussen.
De marktconsultatie had uiteindelijk twee belangrijke consequenties voor de aanbesteding van de concessie Zaanstreek. Allereerst trok het aanbestedingsteam de conclusie dat een marktconforme introductie van dieselhybride bussen (vanaf 2010) waarschijnlijk net te laat komt voor de nieuwe concessieverlening, waarvoor de aanbesteding reeds is gestart in september 2009. Het aanbestedingsteam besloot daarom om hybride bussen niet expliciet te eisen. Wel is als wens in het bestek de deur opengehouden voor een geleidelijke inzet van hybride bussen tijdens de concessieduur. Daarbij geldt uiteraard dat hoe sneller milieuvriendelijker materieel tijdens de concessie wordt ingezet, des te gewenster dit is en des te meer gunningpunten hieraan worden toegekend.
De tweede consequentie van de marktconsultatie was dat het aanbestedingsteam besloot om geen technologieën voor te schrijven, maar om de inzet van materieel te belonen dat aan milieuvriendelijkere Euronormen voldoet dan het op het moment gebruikelijke, namelijk Euro5/EEV. Omdat de Euronormen geen betrekking hebben op de CO2-uitstoot is daarnaast besloten om CO2-uitstoot mee te nemen als een gunningcriterium. Een CO2-uitstoot lager dan 0,934 kilogram per materieelkilometer wordt daarbij als gewenst beschouwd. Hoe lager de aangeboden CO2-uitstoot is, des te meer gunningpunten dit de vervoerder oplevert. Het realisme van de aangeboden uitstoot wordt onder andere bepaald aan de hand van het materieel dat de vervoerder aanbiedt. Tijdens de concessie wordt de uitstoot gecontroleerd op basis van het daadwerkelijke brandstofverbruik en het aantal gereden kilometers.
5 Conclusie
Door de marktconsultatie weet de Stadsregio beter wat wel en vooral ook niet redelijkerwijs kan worden geëist en/of gewenst tijdens de aanbesteding. De concrete informatie en kennis die de marktconsultatie heeft opgeleverd, heeft de Stadsregio inzicht gegeven in wat er in de markt beschikbaar is voordat zij de aanbesteding startte.
Hierdoor heeft een goede afweging plaats kunnen vinden tussen de wens om hybride bussen te eisen en de kwaliteit van de overige kwaliteitsaspecten van het streekvervoer in de Zaanstreek. De conclusie was uiteindelijk dat het eisen van duurzaam, hybride materieel naar verwachting vooralsnog een te grote impact zou hebben op de andere kwaliteitsaspecten. Voor wat betreft de duurzaamheiddoelstellingen van de Stadsregio wordt vooral invulling gegeven aan de belangrijkste doelstelling, “lagere emissie van schadelijke stoffen” door dit onder meer expliciet mee te nemen in de gunningsystematiek.
De zoektocht naar duurzaam materieel voor de Zaanstreek kan worden gebruikt als voorbeeld voor volgende aanbestedingen. Een duurzaamheiddoelstelling moet worden afgewogen tegen andere kwaliteitsaspecten. Laat de markt het middel uitzoeken, gegeven de eisen en wensen van de aanbestedende dienst. De hybride bus is in aantocht, maar kwam net te laat voor de Zaanstreek. Binnen enkele jaren, in ieder geval in 2012, wanneer de EU een directive uitvaardigt waarbij energie en emissiekosten aan bussen worden toegerekend, zal een business case met zuinige schone (hybride) bussen overigens nog aantrekkelijker en rendabeler worden.
Auteur: Joske van Lith
Reactie plaatsen •