Inzendingen Rotterdamse Infrastructuur Uitdaging: de gebruiker centraal
Voorafgaand aan de wedstrijd waren vier cases vastgesteld waarvoor marktpartijen een oplossing konden indienen: 1) de capaciteit van de oeververbindingen in de stad; 2) de bereikbaarheid van Rotterdam The Hague Airport per openbaar vervoer; 3) de overstapmogelijkheden en -voorzieningen bij de Hoekse Lijn; en 4) beperken van overlast door ’wildparkeren’ van vrachtwagens gekoppeld aan onnodige verkeersbewegingen in de spits. Daarnaast was er ruimte om andere knelpunten aan te dragen.
De oplossingen
“Het merendeel van de inzendingen had betrekking op de vier cases”, vertelt projectleider Remco Derksen. “Ongeveer tien à vijftien inzendingen hadden betrekking op de vrije ruimte.”
Wat de cases betreft, was er veel aandacht voor Rotterdam The Hague Airport (casus 2) en de oeververbindingen (casus 1). Zo zaten er vernieuwde concepten voor oeververbindingen tussen de inzendingen, gebruik makend van kabel- en achtbaantechnieken. Derksen: “Over kleinere en grotere stukken water, bijvoorbeeld over de rivier en de Maashaven.”
Parkeren
Daarnaast kwamen ook veel parkeeroplossingen binnen. “Uitgekiende parkeersystemen op plekken waar files beginnen, waarbij rekening gehouden is met ruimtelijke inpassing en met extra diensten voor automobilisten en vrachtwagenchauffeurs.”
Derksen: “Andere mooie voorbeelden zijn systemen van zelfrijdende voertuigen, die ook nog zelf energie opwekken, voor zogenaamde ‘last mile’-verbindingen met het OV.”
Niet alleen infrastructuur
Volgens de projectleider was het aardige van veel van de inzendingen dat ze niet alleen betrekking hadden op infrastructuur, maar ook allerlei andere doelen bij de oplossing betrokken en soms zelfs onderdeel maakten van het verdienmodel. “Denk aan thema’s als duurzaamheid en leefkwaliteit. Het aspect van ‘zero emission’ kwam duidelijk naar voren.”
Oog voor de gebruiker
Een ander veelgenoemd aspect is het bieden van services en diensten aan gebruikers. Derksen: “Tussen de inzendingen zaten ook echte dienstconcepten, bijvoorbeeld over het bruikbaar maken van bepaalde parkeervoorzieningen en services voor vrachtwagenchauffeurs. Een gebruikersgerichte aanpak dus.”
En dat sluit aan bij het idee achter de uitdaging, namelijk dat publieke en private partijen samen aan infrastructurele oplossingen bouwen én gezamenlijk investeren: de overheid investeert één publieke euro voor iedere private euro. “Veel marktpartijen denken bij hun oplossing aan een verdienmodel, dus aan het terugverdienen van de private kosten”, vertelt Derksen.
Enthousiasme
Toch gaat het bij de inzendingen niet uitsluitend om de inhoud van de inzendingen, maar ook om de reacties van de markt. Programmamanager Hans Stevens: “Belangrijk voor ons is met name het enthousiasme van private partijen om samen te werken, op een gelijkwaardige manier. Dus niet de overheid als opdrachtgever, maar veel meer de vorm van partnerships.”
Stevens is ‘de uitdaging’ dan ook vrij open ingegaan: “We wilden kijken of de markt zin heeft in dit soort samenwerking. En als dat ook zo blijkt te zijn, na deze marktverkenning, dan is het zaak om te kijken in welke vorm samenwerking kan plaatsvinden, en tegelijkertijd alle partijen in de markt dezelfde kansen te geven. Dan kunnen we ook kijken wat een goede marktbenaderingsstrategie is voor de toekomst, naast aanbestedingen of fondsvorming zijn er misschien ook andere innovatieve manieren.”
Essays
Aan deze marktverkenning komt een einde na de tweede ronde , waarin de tien geselecteerde marktpartijen aan de slag gaan met een essay. Hierin werken de partijen hun oplossing die ze voor de eerste ronde hebben ingediend, verder uit. De geselecteerde partijen hebben hiervoor tot 10 februari de tijd, waarna er een top 3 wordt gekozen.
“In die essays staan drie vragen centraal”, licht Derksen toe. “De eerste vraag is of de oplossing haalbaar is, fysiek en gegeven de tijd tot 2018. De volgende vraag is of de marktpartijen de private bekostiging met hun verdienmodel ook kunnen waarmaken. De laatste vraag richt zich op de samenwerkingsvorm voor de toekomst: wat verwachten de partijen van de overheid, wat brengen ze zelf in en is bijvoorbeeld privaat eigenaarschap haalbaar?”
Opschaalbaar
Stevens vult aan: “Naast deze drie criteria is het belangrijk dat we in de toekomst met een samenwerkingsvorm aan de slag kunnen gaan die opschaalbaar is, dus dat we op soortgelijke manier ook in andere regio’s in Nederland kunnen werken.”
De programmamanager hoopt zelfs dat uiteindelijk ook andere instanties in Nederland of Europa gebruik kunnen maken van deze samenwerkingsvorm. “Dus niet met de overheid als opdrachtgever op de voorgrond, maar een vorm toepassen waarbij de denk- en durfkracht en privaat eigenaarschap bij de markt ligt. Wie weet, levert dit zelfs een nieuwe aanpak op voor bijvoorbeeld het Meerjarenplan Infrastructuur, Ruimte en Transport.”
Auteur: Else Adriaans

Reactie plaatsen •