Invloed weer op mobiliteit zeer divers
De invloed van het weer op mobiliteit verschilt behoorlijk tussen stedelijk en landelijk gebied, tussen leeftijdsgroepen en tussen verplaatsingsmotieven. Dat is één van de conclusies van het KiM-onderzoek ‘De invloed van het weer op personenmobiliteit’.
Zeker nu extreem weer steeds vaker plaatsvindt, vond het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) het tijd worden om de beschikbare kennis vanuit zo’n 20 relevante studies hierover bijeen te brengen. Dat resulteerde in dit literatuuronderzoek voor.
Fietsers meest gevoelig
Uitwisseling tussen vervoerwijzen komt vooral voor tussen de actieve vervoerwijzen (lopen en fetsen) enerzijds en de auto en het openbaar vervoer (ov) anderzijds. De uitwisseling gebeurt vooral tussen auto en fiets. Fietsers blijken het meest gevoelig te zijn voor het weer – meer dan andere verkeerdeelnemers.
Effecten op verplaatsingsgedrag
Regen en wind hebben elk afzonderlijk een negatief effect op de kans dat de fiets wordt gekozen en op het fietsgebruik, uitgedrukt in aantallen verplaatsingen en de afgelegde afstand per dag. Dit effect wordt in sommige studies ook gevonden voor lopen, terwijl er ook onderzoeken zijn waaruit blijkt dat regen en wind geen effect hebben op lopen.
Tegelijkertijd vergroten zowel wind als regen de kans op de keuze voor de auto en vergroot alleen regen het autogebruik. Het effect van alleen regen en alleen wind op de keuze voor en gebruik van het ov (bus, tram, metro en trein) is in de literatuur niet eenduidig: soms wordt een positief effect gevonden, vaak ook geen effect.
Het effect van een temperatuurtoename is positief voor de fiets, negatief voor de auto en wisselt voor het ov (bus, tram, metro, en trein) en lopen. Dit geldt ook voor zonneschijn. Sneeuw leidt tot een daling van autogebruik en de totale (alle vervoerwijzen samen) mobiliteit. Ook wind en regen laten elk afzonderlijk de totale mobiliteit dalen, terwijl een toename van de temperatuur of van de mate van zonneschijn de totale mobiliteit juist doet stijgen.
Tussen landelijk en stedelijk gebied
Het effect van het weer op het mobiliteitsgebruik verschilt met name tussen stedelijk en landelijk gebied. Afzonderlijk hebben veranderende weertypen in de stedelijke gebieden een zwakker effect op fietsen dan in de landelijke gebieden.
Daarentegen heeft wind in de stedelijke gebieden juist een sterker effect op het fietsen, mogelijk doordat deze daar wordt getrechterd tussen de gevels van hoge gebouwen (urban canyons) en op die plekken onstuimig wordt. Een toename van de temperatuur heeft in stedelijk gebied een negatief effect op het ov-gebruik en in landelijk gebied juist een positief effect.
Reismotieven
Daarnaast blijkt het effect van het weer op de personenmobiliteit afhankelijk te zijn van het reismotief. Utilitaire verplaatsingen (woon-werk, woon-onderwijs) zijn minder gevoelig voor het weer dan verplaatsingen voor vrijetijdsdoeleinden (winkelen, recreëren, bezoeken familie/vrienden). Dit betekent dat reizigers voor het eerste type verplaatsingen hun mobiliteitsgedrag minder aanpassen aan het weer dan voor het tweede type verplaatsingen.
Bij hoge temperaturen reizen ouderen (> 65 jaar) minder en niet-ouderen juist meer. Regen en sneeuw hebben een sterker negatief effect op het aantal reizen per dag van ouderen dan op dat van niet-ouderen.
Beleidsmatige maatregelen
Het beleid kan niet het weer zelf beïnvloeden, maar wel het effect van weer op de personenmobiliteit. De literatuur noemt grofweg drie manieren waarop dat kan gebeuren:
- Aanpassingen aan de infrastructuur en de gebouwde omgeving;
- Aanpassingen door en beïnvloeding van de reiziger;
- Betere transportmodellen.
Aanpassingen aan infrastructuur en gebouwen hebben tot doel om de reiziger die is blootgesteld aan het weer, beter te beschermen, bijvoorbeeld het plaatsen van overkappingen of schermen en het creëren van voldoende beschutting bij wachtruimtes voor het ov. De vraag is wat hierbij de rol kan zijn van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Het ligt immers voor de hand dat lokale overheden dergelijke ingrepen voor hun rekening nemen.
Voor het beïnvloeden van de (attitude van de) reiziger valt te denken aan campagnes of subsidies. Doel hiervan is de drempel om bij onaantrekkelijk weer te fietsen te verlagen. De inzet van campagnes of subsidies dient wel vooraf te worden beoordeeld op effectiviteit. Dit zijn maatregelen die het Rijk kan overwegen.
Ten derde kan kennis over de invloed van het weer op de mobiliteit strategische transportmodellen verrijken en verkeersmodellen helpen om de dagelijkse mobiliteit beter te voorspellen. Bepaalde ov-diensten kunnen hun capaciteit daarop wellicht aanpassen. De fiets kan dan worden ingewisseld voor het lokale ov. Tegelijkertijd kan de reiziger worden geïnformeerd over de veranderingen in de dienstregelingen. Het ruimtelijk differentiëren van het verkeersbericht naarmate gebruikte verkeersmodellen ruimtelijke differentiatie toelaten, is hierbij belangrijk.
Reactie plaatsen •