Harold Soffner: Adaptief beleid in Bernheze
Harold Soffner is ‘Programmaregisseur Openbare ruimte’ in het Brabantse Bernheze. Hier is geen sprake meer van sectorale tekentafelgeleerdheid als uitgangspunt voor beleid, maar de ervaring van de burger, de eindgebruiker van het totaalplaatje ‘leefomgeving’. Deze gebruikerskennis en -ervaringen bottom-up terugvertalen in besluitvormingsprocessen voor het bestuur: dat is wat Soffner faciliteert en regisseert. “Deze aanpak geeft absoluut meerwaarde aan het werken voor de publieke sector.”
Hoe het zo kwam in Bernheze? “We hadden een wethouder die zei: ‘Ik wil dat onze mensen persoonlijk worden gehoord en worden beantwoord. Daarmee daagde hij ons uit om op een andere manier te gaan werken. Wij zijn dat gaan doen en dat gaat steeds beter,” zegt Soffner. Hij wil het adaptief beleid noemen, in relatie tot ‘to adept’, wat staat voor: afstemmen, inpassen en aanpassen aan de omstandigheden.
Puzzelstukjes
“Als programmaregisseur openbare ruimte staan de ambities van het bestuursakkoord voor mij weliswaar centraal, maar in de realisatie ervan draagt iedereen zijn verantwoordelijkheid, tot aan de eindgebruiker. Ik kijk als regisseur of in dit proces alle ‘puzzelstukjes’, alle kwesties die spelen binnen het brede terrein van de leefomgeving, goed in elkaar passen. Wringt er ergens iets, missen er stukjes? In alle gevallen bekijken we het proces in samenhang en van onderop.”
In grote lijnen wordt een vraagstuk in Bernheze met zoveel mogelijk mensen besproken. Dit zijn naast de wijkbewoners, afhankelijk van het onderwerp, bijvoorbeeld ook vertegenwoordigers van het IPG, het Intergemeentelijk Platform voor Gehandicapten, de ouderenbonden - “in Brabant natuurlijk vooral de KBO’s, de Katholieke ouderenbonden” en het OOB - maar ook vaak de landbouworganisaties Cumula en ZLTO, de koepelorganisatie van de loonwerkers en de zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie. “Wij zijn een agro-gemeente, dus deze partijen hebben hier grote belangen. Breng je alle groepen bijeen, dan merk je vaak dat bij iedere groep wel iets gemeenschappelijks hoog op de agenda staat, bijvoorbeeld verkeersveiligheid. Zo’n overeenkomst brengt begrip voor elkaar.” Soffner noemt het inventariseren en analyseren van alle visies en oplossingen van eindgebruikers ‘ons huiswerk’ om het bestuur zo goed mogelijk in positie te brengen voor besluitvorming. “Slechte besluiten bestaan niet, slechte voorstellen wel.”
‘Hoe dan?’
Soffner herinnert zich nog wel het ‘traditionele beleid’ met ‘een bijzonder hoog tekentafelgehalte, vaak met verre toekomstbeelden’. “Bijvoorbeeld over smart mobility of route-prioriteringen voor fiets, landbouwverkeer of ander verkeer, die dan in de praktijk veelal over dezelfde wegen moesten gaan. Logisch dat de beheerder dan zei: ‘Hoe dan?’”
Daar ligt voor Soffner overigens wel een aandachtspunt. Veel verkeersplannen bieden onvoldoende handvatten voor uitvoering en beheer. “Ik begrijp wel hoe het gaat, je wilt consensus in de raad en dat vind je makkelijker op een hoger abstractieniveau dan in de details. Toch vind ik dit een omissie, kijk dus bij beleid wel naar het handelingsperspectief.”
Infra-knelpunten
Een ander kritisch punt vindt Soffner de aanpak van infra-knelpunten die er ook in Bernheze liggen. “Ook voor zo’n aanpak moet je een integrale afweging en beleidskeuze maken. Immers, veelal is het gebruik, - het actuele verkeer - niet in overeenstemming met de ruimtelijke inrichting, of de vormgeving van zo’n knelpunt. Dan moet je dus verschillende oplossingsscenario’s onderzoeken en aanbieden aan het college. Ook daarvoor maken we goede krachtenveldanalyses van degenen die een probleem hebben met het knelpunt. Daarna kijken we met een breder groepje naar de netwerkeffecten van oplossingsrichtingen nu en in relatie tot toekomstige ontwikkelingen.”
Samenvattend, staat adaptief beleid in Bernheze voor ‘de gebruiker centraal en niet de infra ’. “De openbare ruimte is één systeem waar de mens gebruik van maakt. Een monofocus daarbinnen kan dus nooit goed zijn. In feite zoek je steeds met alle middelen naar een optimum in de totale openbare ruimte. Zo kan en moet een maatregel in verkeer ook ten gunste zijn van het klimaat of sociale cohesie. Je hebt alles nodig om alle opgaven het hoofd te bieden. De openbare ruimte is beperkt, en kent vele opgaven, maar als je een speelveld creëert met alle spelers kun je tot maatwerk komen.
Blije wegbeheerder
Ook de wegbeheerder is blij met deze manier van werken, ervaart Soffner. “De beheerder heeft het idee dat hij zijn programma kan delen met de organisatie, dat er beter gedragen plannen komen, dat er betere gesprekken zijn met de bestuurder en het vakmanschap ten volle wordt benut.” En zelfs verrijkt, ervaart Soffner, doordat je van burgers meer invalshoeken en signalen hoort. “Ik zie zo ook dat uitvoering, beheer en beleid naar elkaar toegroeien.”
De regisseur eindigt met een lofzang op de gesprekken in de wijken. “Je haalt zoveel informatie op. Niet alleen over het betreffende thema, maar zijdelings ook over andere onderwerpen. Die speel je dan ook weer door. Deze aanpak geeft absoluut meerwaarde aan het werken voor de publieke sector.”
Programmaregisseur Openbare ruimte Harold Soffner
Reactie plaatsen •