Handboek maakt Eindhoven toegankelijker (VK 2/2010)
Antoinet Grips, gemeente Eindhoven / Paul Barts, Stichting PGE en verkeerskundig adviseur bij adviesbureau Ronnico
Een samenvatting van dit artikel is gepubliceerd in Verkeerskunde 2/2010 |
Toegankelijkheid is een onderwerp waar steeds meer rekening mee gehouden wordt bij het ontwerp van de openbare ruimte. In praktijk blijkt echter helaas nog dat de openbare ruimte voor een grote groep mensen niet altijd even goed toegankelijk is, waardoor zij in hun bewegingsvrijheid worden beperkt. De gemeente Eindhoven hecht grote waarde aan een toegankelijke openbare ruimte. Vanuit meerdere beleidsnota’s en disciplines(waaronder de Visie Openbare Ruimte en het 10e Prestatieveld WMO) is de wens ontstaan om met dit onderwerp aan de slag te gaan. Dit heeft geresulteerd in een praktisch handboek met als doel heldere richtlijnen te geven voor ontwerpers van de openbare ruimte en het bewustzijn in de organisatie te verhogen
Het belang van een toegankelijke openbare ruimte wordt steeds groter. De toenemende vergrijzing en de wens om mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving te laten wonen stelt hogere eisen aan de toegankelijkheid van de openbare ruimte. Om er voor te zorgen dat hier ook daadwerkelijk invulling aan wordt gegeven heeft de gemeente een handboek voor het verbeteren van de toegankelijkheid van de openbare ruimte opgesteld. Bij het opstellen van het handboek is uitgegaan drie sporen: het proces (regelen verantwoordelijkheden en borging hiervan), de inhoud (de richtlijnen) en bewustwording.
Formatie werkgroep
Om draagvlak te creëren voor de uiteindelijke toepassing van het handboek is gekozen voor het samenstellen van een werkgroep waar intern alle relevante vakdisciplines zijn vertegenwoordigd. Daarnaast namen ook externe partijen deel aan de werkgroep. Het GehandicaptenPlatform Eindhoven (PGE) en de Stichting van Overleg OuderenOrganisaties (OVO) zijn van het begin tot het einde bij het opstellen van het handboek betrokken. De ervaringen met dit werkproces zijn erg positief. Er was veel begrip voor elkaars standpunten en door kennisdeling steeg het algemene kennisniveau.
Het handboek
Uitgangspunt was dat er een handboek werd opgesteld dat specifiek betrekking heeft op de Eindhovense situatie, zodat de richtlijnen praktisch en haalbaar zouden zijn. De kans dat de richtlijnen dan ook toegepast worden is hiermee het grootst. De werkgroep heeft daarom in eerste instantie geïnventariseerd welke richtlijnen beschikbaar zijn. Deze richtlijnen (waaronder de richtlijnen van het CROW en het Handboek Toegankelijkheid van uitgeverij Reed Business) zijn vervolgens vertaald naar de Eindhovense situatie.
Indeling in kwaliteitsniveaus
Eindhoven heeft zo’n 20 miljoen m² openbare ruimte in haar bezit. Het groen, het water, de pleinen en de wegen behoren allemaal tot de openbare ruimte. Het gaat over voetpaden, fietspaden en straten waar mensen zich verplaatsen, pleinen en stadsparken waar mensen verblijven en elkaar ontmoeten. In de Visie Openbare Ruimte die de Eindhovense gemeenteraad in 2006 heeft vastgesteld, is de stad ingedeeld in verschillende kwaliteitsniveaus. Een basiskwaliteit voor de hele stad, die op enkele plaatsen
opgewaardeerd wordt naar een hoger niveau. Binnen het thema toegankelijkheid is aangesloten bij de indeling van de stad in kwaliteitsniveaus. Er is onderscheid gemaakt in de niveaus basis, hoog en laag.
De basiskwaliteit ‘basis’ geldt voor de gehele stad. Er moeten voldoende voorzieningen
aanwezig zijn, zodat mensen met een beperking gebruik kunnen maken van de
openbare ruimte. Onder andere stads-, wijk- en buurtparken en pleinen, voetpaden,
trottoirs en oversteekplaatsen in woonwijken vallen onder de basiskwaliteit.
Het kwaliteitsniveau ‘hoog’ kenmerkt zich door extra toegankelijkheidseisen. Binnen dit kwaliteitsniveau gelden aanvullende en/of verscherpte richtlijnen met betrekking tot de breedte van looproutes en het aantal op- en afritten en bankjes waardoor kortere loopafstanden ontstaan. Kwaliteitsniveau hoog wordt toegepast op het gebied rondom een voorziening, of een clustering van voorzieningen, met een publieksaantrekkende werking. Het gaat hierbij om voorzieningen zoals winkelcentra en ziekenhuizen. Bij deze publieksaantrekkende voorzieningen worden extra toegankelijkheidseisen aan de openbare ruimte gesteld, waardoor mensen met een beperking zich zo vrij mogelijk kunnen bewegen. Binnen het gebied van 50 meter rondom deze locaties moet zoveel mogelijk geprobeerd worden de noodzakelijke voorzieningen zoals bushaltes en invalidenparkeerplaatsen te realiseren. Is dit niet mogelijk dan dienen de toegankelijkheidseisen van kwaliteitsniveau hoog op de looproute naar deze voorzieningen toegepast te worden. Dit geldt ook voor een looproute tussen een verzorgingstehuis en een nabijgelegen winkelcentrum. Het ligt voor de hand dat er een sterke relatie is tussen deze twee voorzieningen en dat deze relatie veel verplaatsingen met zich meebrengt. Op deze routes worden daarom ook hogere eisen aan de toegankelijkheid gesteld.
In een aantal gebieden is het niet mogelijk een basiskwaliteit te realiseren. Hier geldt het niveau ‘laag’. Op basis van het streekplan ruimtelijke hoofdstructuur en de structuurvisie van de gemeente Eindhoven zijn deze gebieden bepaald. Het is vanuit ecologisch oogpunt in deze gebieden vaak niet mogelijk voorzieningen voor mensen met een beperking aan te leggen. Het gaat hier bijvoorbeeld om bosgebieden met een verhoogde natuurwaarde. Een lager toegankelijkheidsniveau is in dit geval acceptabel omdat de natuurgebieden geen onderdeel uitmaken van de directe woonomgeving. Indien routevoorzieningen wel mogelijk zijn, worden deze vanzelfsprekend wel toegepast.
De richtlijnen
De aspecten zien, horen, tasten, verplaatsen en gebruiken zijn als leidraad voor de indeling van de richtlijnen in het handboek toegepast. In het handboek wordt voor elk onderdeel van de openbare ruimte aangegeven welke richtlijnen onder welk aspect vallen.
Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende onderdelen van de openbare ruimte:
- Voetpaden en trottoirs
- Voetgangersoversteekplaatsen
- Pleinen
- Stads-, wijk- en buurtparken
- Trappen
- Hellingen
- Straatmeubilair
- Parkeren
- OV-haltes
- Natuurgebieden
In principe zijn de richtlijnen van het CROW en het Handboek Toegankelijkheid van uitgeverij Reed Business overgenomen. Om aan te sluiten bij de Eindhovense situatie is op een aantal punten afgeweken van de landelijke richtlijnen.
Ten opzichte van de bestaande richtlijnen is het volgende aangepast:
- Eisen openbare verlichting: hier zijn de eisen van het NSVV van toepassing verklaard
- Hoogte van informatieborden: Deze zouden volgens de richtlijnen geplaatst moeten worden op een hoogte van 1,4 – 1,6 meter boven grondpeil. In verband met vandalisme zal in de meeste gevallen het bord op een grotere hoogte geplaatst worden (minimaal 2,20meter);
- Auditieve informatie haltes: bij belangrijke OV-haltes dient aanvullende auditieve informatie gegeven te worden. Eindhoven heeft dit ivm haalbaarheid wel als wens maar niet als verplichting opgenomen;
- Rateltikker: bij VRI’s dient een rateltikker toegepast te worden. Eindhoven kiest hierbij voor maatwerk, aangezien een rateltikker ook voor overlast kan zorgen. In praktijk blijkt dit naar tevredenheid van alle partijen te werken;
- Waarschuwingsmarkering: CROW geeft aan dat markering onderaan de trap niet verplicht is. Uit veiligheidsoverwegingen voor blinden en slechtzienden is de markering onderaan de trap in het handboek wel verplicht gesteld;
- Het Handboek voor toegankelijkheid (uitgeverij Reed Business) hanteert een vrije hoogte van minimaal 2,3 meter. Het RVV gaat uit van een vrije hoogte van minimaal 2,5 meter. In het handboek is de minimale hoogte van 2,5 meter overgenomen;
- Bij voetpaden en trottoirs dient om de 75 meter een draairuimte van 2,0 x 2,0 meter aanwezig te zijn. Deze richtlijn is niet overgenomen bij voetpaden in kwaliteitsniveau basis (met name woonwijken) omdat de behoefte aan deze voorziening in deze gebieden lager is;
- Het CROW geeft als richtlijn dat alle trottoirs op één of meerdere plaatsen voorzien moeten worden van verlaagde trottoirbanden of inritbanden met helling = 1:10 en breedte = 1,2 meter. Er worden onderlinge afstanden aangegeven. In het handboek is opgenomen dat bij de basiskwaliteit op elk kruispunt alle trottoirs worden voorzien van deze voorziening. Bij het kwaliteitsniveau hoog worden ter hoogte van de toegang van publieksaantrekkende voorzieningen en om de 50 meter alle trottoirs hiervan voorzien;
- Rolstoetoegankelijke visplaatsen: Het CROW geeft een minimale hoogte van 50 mm val-beveiliging langs de randen van rolstoeltoegankelijke steigers en visplaatsen. Gekozen is voor een afscherming van minimaal 0,1 meter, zodat de valbeveiliging beter zichtbaar is
- Gehandicaptenparkeerplaats: De gebruiksruimte van 2,0 x 2,0 meter is bij een; parkeerautomaat in de gemeente Eindhoven niet nodig omdat parkeren met een invalidenparkeerkaart gratis wordt. Een rolstoelgebruiker hoeft dus geen gebruik te kunnen maken van deze automaten. De automaat dient wel goed toegankelijk te zijn voor alle overige gebruikers;
- Het CROW geeft algemene richtlijnen voor het aantal gehandicaptenparkeerplaatsen. Deze richtlijnen worden toegepast bij winkelcentra, openbare gebouwen en (sport)voorzieningen, maar niet bij woningen etc.. Hier wordt maatwerk geleverd;
- Oversteekplaats: het handboek voor toegankelijkheid geeft als richtlijn voor de minimale diepte van een voetgangersoversteekplaats een waarde van 1,5 meter. Deze richtlijn is overgenomen bij oversteekplaatsen zonder een VRI. Bij een VRI wordt een minimale diepte van 1,8 meter toegepast;
- Zithoogte zitelementen: Het CROW hanteert een zithoogte van banken tussen de 0,45 en 0,5 meter. Door het steeds groter worden van de Nederlander, is er behoefte aan hogere zitelementen. Daarom is in het handboek een zithoogte tussen de 0,45 en 0,55 meter. opgenomen. In gebieden die vallen onder het kwaliteitsniveau hoog, wordt het “Eindhovens” ouderenbankje geplaatst. De zithoogte van deze bank bedraagt 0,54 meter.
Borging van het proces
Om ervoor te zorgen dat het handboek een duidelijke plaats in het ontwerpproces krijgt, zijn de verantwoordelijkheden vastgelegd. Voor elke stap in de planvorming en uitvoering zijn afspraken gemaakt wie er verantwoordelijk is dat met thema toegankelijkheid rekening wordt gehouden. Samengevat komt dit neer op het volgende schema:
De beheerder wegen en terreinen heeft de taak gekregen om bij de beheertoets (alle projecten worden door de afdeling beheer getoetst op de onderhoudsaspecten en –consequenties) te controleren of er rekening gehouden is met de richtlijnen. Steekproefsgewijs bekijkt ook een afgevaardigde van het Platform Gehandicapten Eindhoven de plannen. Bij grotere plannen met maatschappelijk nut wordt hun expertise altijd gevraagd.
De richtlijnen moeten toegepast worden. Afwijken is alleen onderbouwd toegestaan.
Ter borging zijn de richtlijnen (voor zover mogelijk) overgenomen in de standaarddetails.
De bewustwording
Het gebruik van het handboek wordt als verplichting opgelegd, maar rekening houden met toegankelijkheid werkt het beste als men een keer ervaren heeft hoe het is om met beperkingen gebruik te maken van de openbare ruimte. Daarom is het van belang dat er ook activiteiten worden georganiseerd om de bewustwording dat toegankelijkheid een belangrijk thema is te vergroten. De gemeente jaarlijks intern de zogenaamde rolstoelworkshop. Een groep van 30 personen ervaart onder begeleiding van ervaringsdeskundigen hoe het is om in een rolstoel te zitten of om blind te zijn. Tijdens de middagen laten de ervaringsdeskundigen zien welke goede voorzieningen voor mensen met een handicap zijn getroffen en welke locaties/situaties aandacht behoeven.
Foto 1: impressie rolstoelworkshop
Implementatie
De bestaande openbare ruimte laten voldoen aan de richtlijnen uit het handboek kost veel geld. Besloten is om het handboek toe te passen bij alle herinrichtings- en onderhoudsprojecten. Er zijn geen middelen beschikbaar gesteld om ‘achterstanden’ weg te werken. Bij nijpende situaties, bijvoorbeeld bij knelpunten in de directe omgeving van verzorgingstehuizen worden vanzelfsprekend wel maatregelen genomen. Dit gebeurt naar aanleiding van schouwen die geregeld in wijken met bewoners, politie en instellingen worden gehouden en naar aanleiding van meldingen.
Evaluatie/Het handboek in de praktijk
In mei 2009 heeft de evaluatie van het handboek door de werkgroep, die het handboek heeft opgesteld, plaatsgevonden. Het handboek werd op dat moment een half jaar toegepast. Onderdelen die in de evaluatie aan de orde zijn gekomen:
- het gebruik van het handboek
- het gebruikersgemak van het handboek
- de richtlijnen
Naar aanleiding van de evaluatie is het formaat van het handboek aangepast naar een beter hanteerbaar formaat. Daarnaast is het onderdeel ‘fietspad’ opgenomen in het handboek. Voor dit onderdeel zijn toegankelijkheidseisen opgesteld om de toegankelijkheid voor gehandicaptenvoertuigen te waarborgen. Het gaat hier met name om de vrije breedte van de fietspaden.
Actualisatie van het handboek vindt plaats als de situatie daar om vraagt, bijvoorbeeld nieuwe trends op de markt, aangepaste richtlijnen etc. De werkgroep komt in het vervolg jaarlijks bij elkaar om het gebruik van het handboek en nieuwe trends te bespreken.
Kanttekeningen
Het handboek is opgesteld en aan bewustwording en borging wordt gewerkt. Dit betekent niet dat we er al zijn. In praktijk blijkt dat niet iedereen het handboek hanteert. Het komt toch nog wel eens voor dat buiten een nieuwe situatie wordt aangelegd zonder dat aan toegankelijkheid wordt gedacht. In de meeste gevallen blijkt dit te komen doordat er bovenop een bestaand project een aanvullende spoedklus is gekomen, die uit goodwill snel mee uitgevoerd wordt (onder het motto werk met werk maken). Doordat op die momenten niet alle stappen uit het proces doorlopen worden wordt toegankelijkheid soms toch vergeten. Het blijft dus van belang om continu aan de bewustwording van het onderwerp te werken.
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •