ECN ontwikkelt praktische waterstoftoepassing

Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in Petten test vanaf deze zomer een experimenteel facilitair autootje met een in eigen huis ontwikkelde brandstofcel. Naast dit autootje ziet ECN meer mogelijkheden voor praktische waterstoftoepassingen.

De door ECN ontwikkelde ‘golfkar’ op waterstof, die eind oktober op het eigen terrein (circa 75 ha) dienst gaan doen als facilitair voertuig, is de eerste praktische toepassing van de ECN-brandstofcel die een vermogen levert van 5 kW. De brandstofcel, die wordt gevoed met waterstof en (buiten)lucht, geeft dit experimentele voertuig een actieradius van circa 200 km, maar levert desgewenst ook stroom voor gereedschappen. ECN ziet diverse toepassingsmogelijkheden voor het ontwikkelde systeem, maar in eerste instantie niet in personenauto’s. ‘Daar zijn de auto-industrieën zelf mee bezig’, zegt Ronald Mallant, manager van het brandstofcelproject. ‘Bovendien heb je voor aandrijving van een Mercedes-A al een brandstofcel van 80 kW nodig. Wij zien voor de Nederlandse industrie mogelijkheden in het toepassingsgebied dat de auto-industrie laat liggen.’ Mallant denkt daarbij aan de ontwikkeling van waterstofaggregaten voor stiltegebieden, aan stille rondvaartboten, aan toepassingen in campers en met name aan waterstofscootmobielen. Voor deze accugevoede mindervalidenwagens zou een brandstofcel volgens Mallant een uitkomst zijn. ‘Je ziet mensen in zo’n wagentje met een actieradius van 40 tot 50 km al na 30 km zenuwachtig worden, omdat vaak niet duidelijk is hoe ver je nog kunt gaan. En het komt inderdaad voor dat zo’n kar onderweg stil komt te staan. Dan moet je door een forse auto worden opgehaald. Bij een brandstofcel ziet de gebruiker op de meter hoeveel brandstof hij nog heeft en komt hij toch nog stil te staan, dan kan ter plekke brandstof worden bijgevuld.’

Productie
‘Onze missie is’, vervolgt Mallant, ’om uitsluitend de technologie voor waterstoftoepassingen te ontwikkelen en vervolgens marktpartijen te benaderen om, eventueel in gezamenlijkheid, de producten op grotere schaal te produceren.’ De aanvoer van waterstof voor de nog te ontwikkelen waterstofproducten hoeft volgens Mallant geen probleem te zijn. Voor de bevoorrading van het eerste facilitaire voertuig laat ECN een pompstationnetje op het eigen terrein plaatsen door het bedrijf Air Products dat ook de waterstof levert. Mallant voorziet dat waterstof in het begin vooral gebruikt gaat worden door bedrijven die meerdere voertuigen hebben die steeds weer terugkomen op eenzelfde plek, zoals een remise. Op die plaatsen zouden dan de eerste pompstations gaan komen. De benodigde waterstof wordt in Nederland met name geproduceerd uit aardgas, dat ter plekke nog wel ongewenste CO2-uitstoot oplevert, maar de toepassingen op locatie zijn emissievrij. Een volgende stap is volgens Mallant dat de vrijgekomen CO2 bij de productie ondergronds wordt opgeslagen.