De Lijn zwenkt van aanbod- naar vraaggestuurd openbaar vervoer
De Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn heeft haar primaire doel, het bieden van basismobiliteit voor iedere Vlaamse burger, eind dit jaar bereikt en slaat vanaf volgend jaar een nieuwe weg in. Via vraaggestuurd openbaar vervoer wil De Lijn haar netwerk verfijnen. Zijn er gebieden waar de vraag groter is dan het aanbod, bijvoorbeeld naar bedrijventerreinen? En rijden de bussen wel met efficiënt materieel of kan er met kleinere bussen worden gereden? De Vlaamse overheid maakt hier extra budget voor vrij.
‘Eind dit jaar beschikt zeker 90 procent van de Vlamingen over een basisminimum aan openbaar vervoer’, zegt Roger Kesteloot, directeur onderzoek van De Lijn. Dit houdt in dat De Lijn, afhankelijk van de grootte van een stad of woonkern, een minimale frequentie biedt op week- (vijf tot twee ritten per uur) en weekenddagen (drie tot één rit per uur) en een maximale loopafstand tot een bushalte garandeert van 500 meter in steden tot 750 meter in het buitengebied. Mogelijk dat De Lijn een enkele ‘woonkorrel’ (Vlaams voor een gehucht waarin één of twee huizen staan, al dan niet bewoond) niet voorziet van de basismobiliteit, aldus Kesteloot, maar hij vertrouwt voor het halen van de doelstelling volledig op de positieve evaluaties van de regionale OVC’s (openbaarvervoercommissies verdeeld over heel Vlaanderen met daarin overheden en reizigersorganisaties) die ieder project van De Lijn in de afgelopen vijf jaar hebben beoordeeld. Deze OVC’s blijven ook de nieuwe richting evalueren die De Lijn nu voorbereidt.
‘Met het multimodale Vlaamse verkeersmodel dat we hebben aangepast voor het openbaar vervoer, hebben we gebiedsgewijs gezocht naar potentiële nieuwe ov-projecten’, zegt Kesteloot.‘ Daarbij speelt volgens hem de modal shift een grote rol. In de nieuwe projecten kijkt de Lijn nadrukkelijk naar mogelijkheden om automobilisten op speciale trajecten te verleiden om het openbaar vervoer te nemen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om extra spitsbedieningen in het woonwerkverkeer of om speciale lijnen naar werkgebieden, zoals bedrijventerreinen of de Antwerpse havens. De Lijn noemt deze aanpak netmanagement, waarbij de uitvoering zich kenmerkt door maatwerk.
Voor ieder nieuw project dat De Lijn in dit kader ontwikkelt, wordt een mobiliteitsconvenant gesloten met betrokken partijen. Kesteloot sluit niet uit dat bij het aanbieden van openbaar vervoer op maat de tegenprestatie van overheden, maar ook van commerciële partijen, iets meer zal zijn. Daarnaast heeft de Vlaamse regering voor de duur van haar zittingsperiode (2009) extra budget vrijgemaakt voor deze nieuwe aanpak. ‘Op dit moment zitten we in de fase van het definiëren van projecten’, aldus Kesteloot. Eén ervan betreft het aansluiten van de regio op een nieuw treinstation in Brecht dat gebruik gaat maken van het traject van de HSL-Shuttlelijn tussen Antwerpen en Breda. Naast nieuwe, vraagafhankelijke lijnen, kijkt De Lijn ook naar het materieel waarin wordt gereden op bestaande lijnen. Zonder de basismobiliteit aan te tasten wordt onderzocht of er in gebieden al naar gelang het gebruik, kan worden overgestapt van reguliere bussen naar belbussen of op den duur zelfs op het gebruik van collectieve taxi’s.
Reactie plaatsen •