De Lijn en GVB kiezen voor hybride waterstofbus
Tijd voor een brandstofcelbus met twéé aandrijvingsbronnen. Hybride aandrijving maakt dimensioneren op gemiddeld gebruik mogelijk, waardoor het brandstofgebruik efficiënter wordt. Een eerste hybride waterstofbus rijdt vanaf juni bij Antwerpen voor ov-bedrijf De Lijn. Ook het GVB Amsterdam gaat in de loop van 2008 de stap naar hybride waterstof als krachtbron maken. De huidige drie bussen met alleen waterstof als krachtbron zijn daar uitvoerig en naar tevredenheid getest en gaan binnenkort met de VUT.
‘Hoe leg je aan mensen uit dat een bus die vandaag nog prima rijdt, morgen bij wijze van spreken het IJ in wordt gereden?’, vraagt senior projectmanager special projects bij het Amsterdamse GVB, Frits Van Drunen, zich af. Toch zullen de drie brandstofcelbussen waarmee sinds 2004 passagiers tussen het centrum van Amsterdam en het noordelijk stadsdeel worden vervoerd, op 1 januari 2008 voorgoed de remise ingaan. Daarvoor is wel een plausibele verklaring: na vier jaar testen in de praktijk zijn er voldoende gegevens over het functioneren van dit prototype brandstofcelbus boven water gekomen. Met het experiment wilde het vervoerbedrijf onderzoeken hoe de bussen op waterstof in een gewone dienstregeling functioneren. ‘In de bussen is gewoon eenzelfde type brandstofcel ingebouwd als die in een stationaire omgeving wordt gebruikt’, legt de projectmanager uit. In de cel wordt de waterstof omgezet in elektriciteit waarop een elektromotor draait. Het eerste type waterstofbus heeft enkel waterstof als energiebron en is bijgevolg op piekgebruik gedimensioneerd.
Het Amsterdamse project startte in 2001 in het kader van Clean Urban Transport for Europe (CUTE), een Europese initiatief waaraan negen Europese steden en 27 bussen deelnamen. Doel van CUTE is reductie van energieconsumptie door het hele transportsysteem en vermindering van uitstoot van onder meer carbondioxide en fijn stof. Dit laatste jaar, tot januari 2008, rijden de bussen voor ‘GVB privé’, aldus Van Drunen.
Efficiënter brandstofgebruik
De mobiele waterstoftechnologie is rijp voor een volgende stap: die naar een efficiënter brandstofgebruik. Essentieel daarbij is opslag van energieoverschotten, die op piekmomenten weer kunnen worden benut. Van Drunen: ‘Bij het huidige type bussen wordt de capaciteit niet ieder moment benut. Bij het optrekken is veel energie nodig, daarna is er een overschot van elektrische energie. Dit energieoverschot kan worden opgeslagen in bijvoorbeeld batterijen, een vliegwiel of ultracondensoren. Ook gerecupereerde remenergie kan worden opgeslagen.’ Hierdoor verbruikt een hybride bus minder dan bij klassieke aandrijving op waterstof alleen.
Het GVB werkt samen met andere Europese steden en DaimlerChrysler aan een hybride brandstofcelbus. Het zal echter niet de eerste hybride waterstofbus in Europa zijn, want een eerste prototype rijdt vanaf juni 2007 tussen Antwerpen en Lier voor ov-bedrijf De Lijn. Busbouwer Van Hool uit Lier ontwierp de bus die naast een tankvoorraad van 40 kilo waterstof op het dak, ook batterijen heeft. Voorlopig least De Lijn de bus voor een halfjaar, daarna volgt een evaluatie.
Reactie plaatsen •