Column: 'We komen dichtbij een omslagpunt'
Emiel Reiding, teamleider Strategie DG Mobiliteit, projectleider Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, ministerie IenM
De kwartaalcijfers van de ANWB laten dit jaar zien dat de files afnemen. Daar zijn allerlei oorzaken voor, waaronder ook de huidige economische tegenwind. De deskundigen zijn het er echter over eens dat het niet alleen aan de lage economische groei ligt. Onze infrastructuur wordt steeds beter.
We zijn er echter nog niet. We willen voorspelbare reistijden bieden. Om dat te bereiken zet de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in op het realiseren van een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Bij de afname van de files zien we momenteel een ‘dubbel’ effect. Neem de regio Eindhoven: daar is de infrastructuur fors verbeterd. De afgelopen jaren stonden daar fikse files; niet alleen omdat de infrastructuur ontoereikend was, maar de laatste jaren ook door de grootschalige werkzaamheden. Nu staan er veel minder files: de werkzaamheden zijn beëindigd én de capaciteit is vergroot. Niet gek dus dat de filecijfers rond Eindhoven nu veel gunstiger zijn dan de afgelopen jaren. In de jaren met ongekende groei van de mobiliteit – die lang boven de hoogste groeiscenario’s lag – was dit positieve effect altijd maar tijdelijk. Niet alleen zette de groei generiek manifest door, er bleek ook heel veel latente vraag, zodra specifieke verbindingen werden verbeterd.
We staan nu op een spannend punt: hoe herstelt de groei zich na de crisis? En welk effect zal dat hebben op de (latente) vraagontwikkeling? En vervolgens: welk effect heeft dit voor de files? Hoe de groei zich herstelt na de crisis is door niemand met zekerheid te voorspellen. Een dooddoener, maar helaas waar. Ik waag mij er toch aan: persoonlijk verwacht ik niet dat het snelle groeipad van voor de crisis weer wordt opgepikt. Ik zie ontwikkelingen die kunnen leiden tot een minder sterke groei van de (latente) vraag. Zo is de groei in de arbeidsparticipatie van vrouwen niet meer zo manifest als in het verleden; maken jongeren andere keuzes (zeker als ze in steden wonen, hecht een groeiende groep minder aan de auto als statussymbool, zo blijkt uit onderzoek onder de leden van de ANWB) en we zien meer spreiding en differentiatie in het mobiliteitsgedrag opkomen. Door de 24-uurs economie en ICT worden de werktijden minder vast. Het Nieuwe Werken haakt in op deze ontwikkeling en zal dit waarschijnlijk nog eens versterken.
Als deze ontwikkelingen doorzetten, komen we dichtbij een omslagpunt: investeringen in de infrastructuur beginnen duurzaam effect te krijgen. Niemand weet het zeker, maar ik geef dit scenario een reële kans. Vooral omdat er de komende jaren nog veel verbeteringen worden gerealiseerd: wegverbeteringen (met hetzelfde ‘dubbele’ effect als bij Eindhoven), regiopakketten met maatregelen vanuit het programma Beter Benutten, verbeteringen van vaarwegen en de frequentieverhogingen op het spoor met het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer bijvoorbeeld. Deze investeringen zullen bijdragen aan het realiseren van een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Een systeem dat betrouwbare prestaties levert, waarin gebruikers keuzemogelijkheden hebben. Los van elkaar moet elke modaliteit de reguliere vraag voldoende kunnen opvangen. Zo moeten voor wegen de flessenhalzen worden weggewerkt, zodat de belangrijkste wegen één doorlopend profiel hebben (minimaal 2x4 in de Randstad en 2x3 op de belangrijke verbindingen daarbuiten).
Maar een echt robuust en samenhangend systeem, dat ook in minder reguliere situaties goed functioneert, vraagt om meer:
- Het beter verknopen van verschillende modaliteiten, zowel voor personen als voor goederen (de topsector Logistiek noemt dit ‘synchromodaliteit’);
- Goede knooppunten (voor overstappen en overslag) met goede P+R voorzieningen en fietsenstallingen;
- Geïntegreerde reisinformatie en navigatie;
- Samenhang tussen ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur.
Daarbij staat in de SVIR dat we veel meer aandacht voor regionale verschillen en specifieke omstandigheden moeten hebben. Geen grootschalige systemen voor heel Nederland, maar positieve maatregelen die aansluiten bij de behoeften en omstandigheden van regio’s.
Met de SVIR heeft onze minister haar visie neergelegd. Cruciaal wordt nu de uitvoering: met alle investeringen en andere maatregelen te laten zien dat het ons echt menens is. Of we de files uiteindelijk volledig oplossen is niet de absolute opgave. Files zullen er in een bepaalde mate en vorm altijd wel blijven. Maar het reistijdverlies dat files veroorzaken moet wel hanteerbaar zijn. Daarvoor moet het aantal files ten opzichte van nu nog fors afnemen, willen we een betrouwbare reistijd kunnen bieden.
Investeren in het robuust en samenhangend maken van het hele mobiliteitssysteem, in optimale afstemming met ruimtelijke ontwikkelingen: dat is het ultieme doel.
Auteur: Margriet Verhoog
Reactie plaatsen •