Bouwagenda presenteert landelijke prognose vervanging en renovatie: eerst verdubbelen
Infra-eigenaren besteedden in de afgelopen jaren – vaak al onder sterke politieke druk - zo’n miljard euro per jaar aan vervanging en renovatie. Deze budgetten moeten in de komende tien jaren verdubbelen en daarna nog meer, om een veilige en duurzame infrastructuur te bieden. De recent afgezwaaide vierjarige Taskforce Bouwagenda constateerde bij aanvang tot zijn schrik onvoldoende inzicht in de aard en omvang van deze opgave en gaf TNO de opdracht tot een landelijke prognose. Op 10 mei overhandigde (oud-)voorzitter Bernard Wientjes ‘het allerlaatste, maar misschien wel één van de beste rapporten’ aan demissionair minister Cora van Nieuwenhuizen, Gronings gedeputeerde Fleur Gräper en Nijmeegs wethouder Harriët Tiemens.
Een groot deel van onze bruggen, sluizen en andere civiele constructies is ‘op leeftijd’. Vanaf 1950 is er veel nieuw gebouwd, om de sterke groei van het weg- en scheepvaartverkeer te kunnen verwerken. Sluizen en kades zijn vaak al van voor de Tweede Wereldoorlog. Met een technische levensduur variërend van zestig tot honderd jaar, breekt de tijd aan voor vervanging of renovatie van al wat destijds is gebouwd. Deze opgave is al zo’n 10 tot 15 jaar bekend in de vakwereld en bij bestuurlijke portefeuillehouders. Toch lukt het bestuurders maar niet om er voldoende middelen voor te reserveren, ook al is er, volgens minister van Nieuwenhuizen, vaak wel politieke instemming over het belang van dit onderwerp,
Ongeluk en incidenten
In de praktijk komen beheerders van bruggen en kades soms pas in actie na een ongeluk of na incidenten (Utrecht werftrap, Amsterdam kademuren, Merwedebrug A27); uit het buitenland zijn zelfs grote rampen bekend (Genua Morandibrug). Om op nationaal niveau meer inzicht te krijgen in de precieze omvang van deze opgave, vroeg de Taskforce Bouwagenda aan TNO naar een landelijke prognose voor de vervanging en renovatie van de civiele infrastructuur waarin deze opgave kwalitatief èn kwantitatief in beeld wordt gebracht.
In het rapport geeft TNO-onderzoeker Arie Bleijenberg drie redenen voor de onvoldoende aandacht voor deze opgave: gebrek aan kennis van het areaal en de restlevensduur, de moeilijkheid om politieke aandacht te vragen voor de lange termijn en een versnipperd georganiseerd beheer.
Concreet blijkt uit het TNO-rapport ”Proeve van een landelijk prognoserapport vervanging en renovatie” dat we het in Nederland hebben over 85.000 bruggen en viaducten, 130.000 vaak kleinere civiele kunstwerken, zoals stuwen en duikers, en ruim 3.000 kilometer aan kades en damwanden. De gezamenlijke vervangingswaarde hiervan bedraagt zo’n 300 miljard euro, waarvoor in de afgelopen jaren door alle infra-eigenaren tezamen een miljard per jaar aan vervanging en renovatie werd besteed.
Voor het komende decennium raamt TNO de vervangingsbehoefte op gemiddeld twee miljard per jaar. Na 2040 groeit dit naar vier miljard of meer. Daaraan is nog wel enige onzekerheid verbonden: veel kunstwerken blijken matig gedocumenteerd en de restlevensduur is nu nog niet zonder meer vast te stellen. Het is daarom aan te bevelen om periodiek een geactualiseerd prognoserapport op te stellen.
De grootste infra-eigenaren in Nederland zijn de rijksoverheid (Rijkswaterstaat, ProRail) en de decentrale overheden (gemeenten, provincies en natuurlijk ook de waterschappen). Op de toekomstige begrotingen is onvoldoende geld gereserveerd voor deze vervangings- en verduurzamingsopgave. Daarbij zijn deze gelden vaak onderdeel van begrotingen die toch al onder druk staan. Dat belemmert in grote mate de noodzakelijke meerjarige (regionale en landelijke) samenwerking van opdrachtgevers en bedrijven om door innovatie en schaalvergroting tot meer betaalbare oplossingen te komen.
Het rapport, met concrete aanbevelingen is een handvat voor bestuurders en hun infrabeheerders om met de politiek in gesprek te gaan over structurele financiële middelen; ook reikt het een methode aan om hun eigen prognoses aan te scherpen.
Reactie plaatsen •