Advies- en bouwwereld tekent voor onderzoek
Louis de Quelerij, lector aan de TU Delft, faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, werkt een productieve formule uit om dramatische tekorten van de faculteit te keren en het wetenschappelijk verkeerskundige onderzoek veilig te stellen. Een, in 2009 ondertekend convenant met 25 markt- en overheidspartijen, zet zich gaandeweg om in afzonderlijke partnercontracten.
Aanleiding voor het convenant en de partnercontracten is een toenemend tekort op de faculteitsbegroting, tegenover een verdubbelde instroom van studenten. De Quelerij: ‘Sinds 2002 is ‘de eerste’ geldstroom, die van het ministerie, teruggelopen van 44 miljoen per jaar naar 30 miljoen en dat wordt nog eens 2 miljoen minder. Tegelijkertijd verdubbelde ook het aantal wetenschappelijke publicaties in internationale wetenschappelijke bladen.’ De Quelerij sprak met mensen, won adviezen in kwam met een vernieuwingsplan voor de faculteit waarbij het wetenschappelijk onderzoek minder afhankelijk wordt van de jaarlijkse rijksinkomsten en diverse Europese steunprojecten.
Het plan voorziet in extra financieringsbronnen en kennisontwikkeling dichter bij de markt. 25 partijen waaronder acht ingenieursbureaus (Arcadis, Royal Haskoning, Fugro, Witteveen+Bos, DHV, Movares, Oranjewoud en Grontmij) en zeven bouwbedrijven (BAM, TBI, Ballast Nedam, Volker Wessels, Heijmans, Dura Vermeer en Strukton) ondertekenden een convenant dat intussen voor het grootste deel is gevolgd door afzonderlijke contracten. Deze brede deelneming was één van de voorwaarden die Rijkswaterstaat stelde aan (financiële) steun. Op grond van een vijfjarig contract mogen de bouwbedrijven en adviesbureaus zich – voor een bedrag van 50.000 euro per jaar (per bedrijf of in totaal 500.000?) – ‘partner van de TU Delft of Eindhoven’ noemen (bevordert het MVO-imago) en meepraten over de onderzoeksagenda. Ook leveren zij stage- en promotieplaatsen, waardoor een kweekvijver voor toekomstige, academisch geschoolde medewerkers ontstaat.
Deze marktinvloeden gaan niet ten koste van het onafhankelijke wetenschappelijke onderwijs omdat de bijdragen niet worden besteed aan programmafinanciering. De Quelerij: ‘Mijn ideaalbeeld is dat het Nederlandse bedrijfsleven meer dan nu investeert in langetermijnonderzoek. Bedrijven willen dat vaak wel, maar deze onderzoeken kenmerken zich vaak door een aanzienlijk(er) publiek belang ten opzichte van het directe bedrijfsbelang. En dat is vaak in tegenspraak met de eigen bedrijfsvoering.
Het convenant richt zich overigens op drie verlieslatende thema’s binnen de faculteit: transport (verkeerskunde), bouw&infra en deltatechnologie. In de andere twee thema’s geo- en watertechnologie wordt van oudsher voldoende geïnvesteerd. In het ‘partnerverdrag’ met Rijkswaterstaat staat kennisborging concreet genoemd en heeft intussen geresulteerd in twee kenniscentra: Traffic Quest – gestart als Expertisecentrum Verkeersmanagement – en Infra Quest.
Een sector die nog wat achterblijft is de betonsector. ‘Maar ook in de betonleer valt nog veel te ontwikkelen’, weet De Quelerij. Daarmee is ook deze sector van belang bij het project dat wetenschap en bedrijfsleven dichter bij elkaar wil brengen.
Auteur: Joske van Lith
TU Delft
Reactie plaatsen •