Aantal slachtoffers bij overstromingen kan flink omlaag
Er zijn concrete mogelijkheden om het aantal slachtoffers bij dijkdoorbraken en overstromingen in Nederland fors te beperken, zo stelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Volgens het PBL worden mogelijkheden hiertoe in het waterveiligheidsbeleid nog nauwelijks benut.
Het PBL laat in zijn studie ‘Kleine kansen – grote gevolgen’ zien dat de mogelijke aantallen slachtoffers met vele duizenden kunnen afnemen door dijken gericht te versterken en de evacuatiestrategie aan te passen.
Doorbraakbestendiger dijken
In september 2014 presenteert minister Schultz van IenM een nieuwe waterveiligheidsstrategie. De afgelopen twee jaar heeft het PBL op verzoek van het ministerie uitgezocht welke mogelijkheden er zijn om de aantallen slachtoffers te beperken en de eventuele maatschappelijke ontwrichting van overstromingen in Nederland tegen te gaan. Uit de studie van het PBL blijkt dat als het waterveiligheidsbeleid het aantal slachtoffers als uitgangspunt kiest, er binnen dat beleid meer mogelijkheden zijn om het aantal slachtoffers te beperken. De belangrijkste twee opties zijn ‘doorbraakbestendiger dijken’ en ‘anders evacueren’.
De studie van het PBL laat zien dat door een gerichte versterking van dijken op kritieke locaties de verwachte aantallen slachtoffers met vele duizenden kunnen afnemen in geval zich toch een doorbraak voordoet. Deze optie betekent dat, ten opzichte van het nu voorgenomen beleid, een aantal dijktrajecten extra moet worden versterkt. Deze trajecten liggen vooral in het boven- en benedenrivierengebied en langs de IJsselmeerpolders. In een eerste schatting van de kosten liggen deze in de orde van grootte van 90 miljoen euro voor de 30 km trajecten waar meer dan 1000 slachtoffers kunnen vallen; 375 miljoen euro voor de 125 km waar 500-1000 slachtoffers kunnen vallen en 2 tot 3 miljard euro voor de 775 km trajecten waar 100-500 slachtoffers kunnen vallen.
Anders evacueren
Een tweede mogelijkheid om de aantallen slachtoffers te beperken is door de evacuatiestrategie aan te passen. Nu is het beleid helemaal gericht op ‘preventieve evacuatie’, dat wil zeggen mensen op tijd het gebied laten verlaten. Dat is in veel gebieden niet haalbaar, zeker niet als een overstroming of dijkdoorbraak onverwacht optreedt. Het alternatief, een veilig heenkomen zoeken op de eerste of tweede verdieping van huizen of in hoge gebouwen in het gebied zelf, leidt tot veel minder slachtoffers. In een stad als Utrecht bijvoorbeeld zou bij een overstroming vanuit de Lek meer dan 90% van de mensen een veilig heenkomen kunnen vinden in de bestaande bebouwing. Belangrijk is dan wel dat burgers weten wat ze moeten doen op zo’n moment en dat bovendien geregeld is dat gebouwen als vluchtplaats benut kunnen worden. In combinatie met het aanpassen van de evacuatiestrategie kan het creëren van voldoende vluchtplaatsen een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de aantallen slachtoffers.
Robuuster waterveiligheidsbeleid
Het aanpassen van de dijken, de ruimtelijke inrichting (vluchtplaatsen) en eventuele aanpassingen aan de vitale functies zal de nodige tijd vergen (decennia). Daar staat tegenover dat het aanpassen van de evacuatiestrategie, het onderzoeken van nut en noodzaak van herstelplannen en een gerichte publieke communicatiecampagne al op korte termijn uitvoerbaar zijn en zo al snel een concrete bijdrage kunnen leveren aan het tegengaan van maatschappelijke ontwrichting in geval van een overstroming.
Bron: PBL
Auteur: Marieke Hut
De watersnoodramp van 1953
Reactie plaatsen •