30 procent Nederlandse fietsenpark gestolen
Ruim 30 procent van het fietsenpark is ooit gestolen. Dat schat Ger Homburg van onderzoeksbureau Regioplan op basis van een modelberekening. Op dit moment is maar één op de acht gestolen fietsen als zodanig te herkennen is. Het nieuwe landelijke register zal die situatie niet op korte termijn wijzigen.
In Nederland worden jaarlijks vele honderdduizenden fietsen gestolen, maar bij controles treffen politie en toezichthouders nauwelijks gestolen fietsen aan. Waar blijven al die gestolen fietsen, vroeg Homburg zich af. Om die vraag te beantwoorden gebruikt hij het zogenoemde Markov-model, dat veel wordt gebruikt model in arbeidsmarktanalyses. Het werkt met overgangen. Bij arbeidsmarktonderzoek gaat het om overgangen van werkend naar werkloos en de toestand ‘buiten de arbeidsmarkt’, bij fietsen van legaal naar gestolen, en versleten of vernield. Homburg stopte bekende cijfers over slachtofferschap en een aantal aannames (over bijvoorbeeld het percentage fietsen dat door vandalisme onklaar wordt gemaakt) in het model.
Uit die berekeningen rolde dat 32 procent van het Nederlandse fietsenpark ooit gestolen is. Hoewel dit geen hard cijfer is, is het volgens Homburg ‘een hele goede indicatie’. Homburg testte het model uit door te variëren met een aantal aannames, maar kwam steeds op een percentage tussen de 25 à 35 procent uit. Zo speelde hij met de aanname over de kans dat een gestolen fiets opnieuw wordt gestolen wordt. ‘Een fiets die in Volendam wordt gestolen en in het Amsterdamse studentencircuit belandt, maakt natuurlijk een flinke kans om daarna weer gestolen te worden.’
De kans dat een gestolen fiets te herkennen is als gestolen - dat wil zeggen met correcte gegevens in de politieregistratie is opgenomen - bleek maar 1 op 8. Die kleine kans verbaasde Homburg. ‘Ik weet uit slachtofferenquêtes dat 40 à 50 procent van de mensen bereid is om aangifte te doen van fietsdiefstal. Dat dan maar een achtste van de gestolen fietsen herkend kan worden, zegt iets over de kwaliteit van de politieregistratie.’ Behalve dat burgers te weinig bruikbare aangiftegegevens aanleveren (niet meer weten dan ‘het was een zwarte herenfiets’), speelt ook de kwaliteit van de gegevens in het centrale politiesysteem (HKS) een rol. Niet alle korpsen leveren goede informatie aan en gegevens worden maximaal zes jaar bewaard. Homburg: ‘Na zes jaar weet je zeker dat een gestolen fiets nooit meer wordt herkend. Duidelijk is nu ook wat voor onbegonnen werk de politie heeft, wil ze gestolen fietsen terugvinden.’
Homburgs berekeningen tonen ook aan waarom controles zoals door de stadswachten in Harderwijk en bij de Amsterdamse Fiets Afhandel Centrale (AFAC) zo weinig opleveren. In Harderwijk wordt slechts 0,7 procent van de (in vier jaar tijd) 65.000 gecontroleerde fietsen eruit gepikt als gestolen. AFAC kon in 2007 slechts 1,7 procent van 16.000 gecontroleerde fietsen herkennen als gestolen. Homburg verwacht dan ook niet dat het nieuwe landelijke register voor gestolen fietsen, dat sinds kort online is bij de RDW, op korte termijn grote veranderingen teweeg zal brengen.
Homburg: ‘Het register is nodig en noodzakelijk, maar identificatie is op dit moment belangrijker. Het gaat er om dat mensen hun fiets goed kunnen beschrijven, een framenummer of een tagnummer weten, zodat er meer bruikbare aangiftes komen.’
Wel verwacht Homburg dat het register op termijn effectievere controles zal opleveren. ‘Het systeem zal zichzelf versterken. Als duidelijk wordt dat de pakkans voor het rijden op een gestolen fiets groter wordt, zullen mensen voorzichtiger worden bij de aanschaf. Als fietsendieven merken dat ze een fiets met een getagd slot niet kwijt kunnen, dan zullen ze die niet meer stelen.’
Reactie plaatsen •