Verkeerskunde: waar staan we in het vakgebied (VK 6/2012)

maandag 29 oktober 2012
timer 10 min

Dit artikel vindt u in Verkeerskunde 6/2012 onder de titel 'Uw vak staat ter discussie'.

Marcus Popkema, Hogeschool Windesheim, TU Eindhoven

Joost de Kruijf, NHTV, Universiteit Utrecht

Het onderwijs Verkeerskunde als onderdeel van Built Environment of van Transport en Logistiek? Een keuze voor breedte of diepte.

In december vindt het eerste vakdebat in de verkeerskunde plaats. De bedoeling van dit debat is om de stand van zaken in het vak Verkeerskunde te bespreken en te bedenken waar we in de toekomst met het vakgebied naar toe zouden willen.

Verschillende perspectieven
Een belangrijk onderdeel in deze discussie is de huidige stand van zaken van het verkeerskundeonderwijs in Nederland. Als voorbereiding op het vakdebat leest u nu alvast een bijdrage over de diversiteit en het verschil in perspectieven binnen het verkeerskundeonderwijs. Waar is dit vandaan gekomen en wat is de huidige stand van zaken? Tijdens het vakdebat zal dezelfde vraag breder aan de orde komen. Dan wordt niet alleen besproken hoe het staat met het opleiden van aanstaande vakgenoten maar ook hoe het mobiliteitsvak qua instituties is ontwikkeld in ons land.

Zoals de titel van het artikel doet vermoeden is er een belangrijk verschil in de benadering van de vakinhoud. Om inzicht te verkrijgen in de huidige stand van zaken hebben we de onderwijscoördinatoren van de verschillende mobiliteitsopleidingen in zowel het hbo als de universiteiten in het land benaderd. Daarbij is aan de orde geweest waar de accenten liggen in de opleidingen en op welke manier de doelen worden gerealiseerd. Dit onderscheid heeft echter ook een belangrijk historische reden, daarom starten we met een stukje historie.

Historie
Voor een overzicht van de historische ontwikkeling van het verkeerskundeonderwijs hebben we kunnen putten uit de bronnen die door Marcus Popkema zijn verzameld in het kader van zijn promotieonderzoek naar de ontwikkeling van de verkeerskunde in ons land.

De roep om verkeerskundeopleidingen klonk voor het eerst expliciet op het Wegencongres van 1950. Bij dit samenwerkingsverband van de ANWB en het KIvI werd de verkeersveiligheid geagendeerd en de verkeerstechniek als oplossingsrichting naar voren geschoven. Dit op de golven van de toenemende belangstelling voor de Amerikaanse traffic engineering die mede door de Marshallhulp en de activiteiten van de International Road Federation werd aangewakkerd. De verkeerstechniek richtte zich met name op een veilig ontwerp van (weg)infrastructuur, daarbij rekening houdend met het gedrag van mens en voertuig. Om de verkeerstechnische expertise in het land te verspreiden nam de ANWB het initiatief tot de start van de verkeerstechnische leergang (VTL), waarbij een samenwerkingsverband met de Delftse TH werd aangegaan. De belangstelling voor de VTL was groot, maar daadwerkelijke initiatieven voor het starten van een opleiding bleven vooralsnog uit. Nadat de ANWB in 1958 opnieuw het ontbreken van opleidingen had aangekaart nam de bond het initiatief om een schriftelijke cursus in de verkeerstechniek te ontwikkelen. In samenspraak met de PBNA werd deze in 1962 voor het eerst aangeboden.

Postacademiale vorming
Ondertussen nam ook op academisch niveau het gevoel van urgentie toe. De reden daarvoor was de toenemende motorisering. Het gebruik van de auto oversteeg in 1960 voor het eerst dat van de fiets, in termen van reizigerskilometers. Om de automobiliteit te faciliteren besloot het parlement in 1960 tot de versnelde aanleg van 1200 kilometer autosnelweg. Deze taak stelde Rijkswaterstaat voor problemen, want de organisatie was niet toegerust op het uitvoeren van deze taak. Er moest snel mankracht bij en waar anders dan in Delft kon deze worden gevonden. Voormalig waterstater Volmuller ging op de Wegen-leerstoel aan de slag om de opleiding van civiele ingenieurs met verkeersexpertise ter hand te nemen. Om nascholing te kunnen verzorgen aan inmiddels in het verkeer werkzame civiele ingenieurs werd bovendien in 1962 de postacademiale vorming verkeerskunde opgericht. Dit was een samenwerkingsverband tussen de TH en het KIvI. Wellicht niet zonder reden was de voormalige DG van Rijkswaterstaat A.G. Maris namens het KIvI een van de oprichters.

Commissie Opleiding Verkeerskunde
De toenemende motorisering stelde rond 1960 in toenemende mate de kwaliteit van de stedelijke infrastructuur aan de orde. Verkeerstechnische oplossingen waren daarbij niet meer vanzelfsprekend, zo was met het afserveren van het Utrechtse plan-Feuchtinger duidelijk geworden. Het rapport ´Traffic in Towns´ van de Britse hoogleraar Buchanan uit 1963 bepleitte voor de stedelijke verkeersproblematiek een benadering waarin de verbanden tussen de aard van de verplaatsingen en de ontwikkeling in de ruimtelijke structuur voorop werden gesteld. Deze ´integrale planning´ kon op warme belangstelling rekenen van Delftse hoogleraar spoorwegbouwkunde Cuperus, maar ook van Goudappel, de oprichter van Goudappel Coffeng. Cuperus nam in 1965 vanuit het KIvI het initiatief om de Commissie Opleiding Verkeerskunde op te richten. Samen met Goudappel werkte Cuperus de eerste ideeën uit over de manier waarop eventueel onderwijs in de ´integrale verkeerskunde´ gestalte zou moeten krijgen. Hierbij werd de basis gelegd voor de visie die ten grondslag lag aan het onderwijsplan van de Tilburgse verkeersacademie.

Verkeersacademie
Velen in het vak weten dat Tilburg de bakermat is van het hbo-onderwijs in de Nederlandse verkeerskunde. In 1972 ging de Verkeersacademie in die stad van start. Na een fusie met de Hogeschool voor Toerisme verkaste de opleiding in 1987 naar Breda, om daar verder te gaan als de Nederlandse Hogeschool voor Toerisme en Verkeer. De verkeerskundeopleiding aan de HTS in Leeuwarden ging in 1975 van start als de opleiding Verkeerstechniek vanwege een succesvolle uniciteitsclaim van de Tilburgse ‘Nationale Verkeersacademie’. Door die claim mocht de opleiding in Leeuwarden de naam verkeerskunde aanvankelijk niet dragen. Het verkeerskundeonderwijs aan de Leeuwarder HTS vertrok net als dat op de Verkeersacademie vanuit ideeën over integrale planning en kende daarmee een bredere invalshoek dan een technische. In 2003 werd aan de opleidingen in Breda en Leeuwarden een verkeerskundeopleiding toegevoegd, in Zwolle aan Hogeschool Windesheim. Bij die opleiding stond de opleiding van generalisten voorop. Mede onder invloed van onder andere onderzoek naar populariteit bij aankomende studenten is er in 2010 voor gekozen landelijk verder te gaan onder de naam Mobiliteit.

Voor velen zal eveneens bekend zijn dat het academische verkeerskundeonderwijs vanaf het begin van de jaren 60 gestalte kreeg aan de Delftse TH. Na de aanstelling van Volmuller op de wegen-leerstoel (die daarvoor door Van Wisselingh was bezet) begon deze in samenwerking met hoogleraar spoorwegbouwkunde Cuperus een afstudeerrichting verkeerskunde in het leven te roepen bij de opleiding civiele techniek. Daarmee was de meer technisch georiënteerde verkeerskundeopleiding op academisch niveau geboren. Medio jaren 90 van de vorige eeuw volgde de Universiteit Twente met een opleiding Civiele Technologie en Management, met daarin een afstudeerrichting verkeer. Ook deze opleiding was technisch van aard.

Verkeerseconomie
Wellicht minder bekend is dat vanaf het eind van de jaren 30 van de vorige eeuw onderwijs in een verkeerseconomische richting werd vormgegeven, aan de Rotterdamse NEH (voorloper Erasmus-universiteit). De Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam (nu UvA) kon niet achterblijven zodat daar in 1954 het onderwijs in de verkeerseconomie van start ging. In deze gevallen ging het om een specialisatierichting in respectievelijk geografie en economie. Leerstoelen in de verkeerseconomie kregen vanaf begin jaren 60 gestalte, waarbij de UvA, de VU en de NEH de spits afbeten.

De verkeerseconomische invalshoek benadert het verkeer als een vraagstuk waarbij de afstemming tussen vraag en aanbod moet worden bewerkstelligd. Hierbij wordt vanuit een top-down-perspectief nagedacht over de meest economische wijze waarop verschillende vervoersvormen tegemoet kunnen komen aan de uiteenlopende verplaatsingsvragen van mensen en goederen. Verschillende vormen van verkeer dienen gecoördineerd en gefaciliteerd te worden om een goede balans te houden tussen verschillende maatschappelijke belangen.

Met de bovenstaande beschrijving is de totstandkoming en ontwikkeling van onderwijs op het verkeersvlak aangegeven alsmede de achtergronden van de opleidingen. Deze beschrijving vormt het vertrekpunt voor het beeld dat we schetsen van het hedendaagse verkeerskundeonderwijs. Aan de hand van de driedeling verkeerseconomie-verkeerstechniek-integrale verkeerskunde is het huidige onderwijs te karakteriseren.

Huidige stand van zaken
Om een goede stand van het huidige specifiek verkeersgerelateerde onderwijs te schetsen hebben wij een inventarisatie uitgevoerd bij de verschillende instellingen die ons land rijk is. In het huidige hoger beroepsonderwijs gaat de aandacht op de NHTV met name uit naar de relatie ruimte en verkeer. De koppeling tussen de werkvelden stedenbouw, planologie en verkeer worden steeds intensiever vormgegeven mede onder invloed van de ontwikkelingen in de sector Built Environment. Studenten hebben de keuze om uiteindelijk zichzelf te specialiseren in Urban Management (mobiliteit en ruimte), Mobiliteitsmanagement en Verkeersmanagement. De oorspronkelijke koppeling naar de logistiek is ook nog steeds aanwezig in het programma. De NOVI Verkeersacademie heeft als doel mensen in de praktijk met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (niveau 4) met behulp van een deeltijd opleiding te scholen tot verkeerskundig medewerker, waarbij ook voor een vergelijkbaar brede opleiding is gekozen. Op de NHL is het belangrijkste speerpunt in de totale opleiding de verkeerspsychologie, waarbij ook nog van oudsher mobiliteitsstrategie, infrastructuur en stedenbouwkunde worden aangeboden. Tenslotte ligt op Hogeschool Windesheim in Zwolle de nadruk op wegontwerp en beleid. De beroepsopleidingen hebben allemaal gemeenschappelijk dat het werkveld actief participeert in de opleidingen in de vorm van gastcolleges, opdrachten en projecten, stages en afstuderen.

Op universitair niveau is er tevens een onderverdeling zichtbaar. Aan de TU in Delft wordt onderscheid gemaakt naar Transport & Planning (T&P) en Transport, Infrastructure & Logistics (TIL). Het verschil in beide opleidingen zit in diep versus breed. De opleiding T&P is aan de ene kant meer gericht  op de klassieke civiel technische invalshoek (kwantitatief, modellen), waarbij voor de diepte wordt gekozen. Aan de andere kant TIL is meer gericht op de breedte waarbij de nadruk wordt gelegd op interdisciplinair werken, waarbij de mogelijkheid wordt geboden te specialiseren in heel andere onderdelen (logistiek, techniek, beleid). Beide opties kennen de nodige overlap, waarbij momenteel de meeste studenten kiezen voor de opleiding T&P.

Aan de TU Twente komt mobiliteit terug in de BSc-opleiding Civiele Techniek en in de MSc-opleiding Civil Engineering and Management. Zowel in de BSc als de MSc opleiding ligt de nadruk op de civiele techniek maar wordt geruggesteund door een bredere context met managementwetenschappen en openbaar bestuur (MSc). In het kader van dit onderwerp is het uitstroomprofiel (MSc) Transport Engineering and Management (TEM) van belang, waarbij gedrag, prestatie en het beheer van verkeers- en vervoerssystemen centraal staat. Studenten leren op een integrale manier om te gaan met vraagstukken over verkeersvraag, het infrastructurele aanbod, het onderhoud, de prestaties en beheersing.

Doorstroming
Vanuit het doorstroomperspectief van hoger beroepsonderwijs naar een universitaire opleiding willen wij een opmerkelijke observatie melden. Zowel van de NHTV als Hogeschool Windesheim kiezen studenten, die een master vervolgopleiding gaan doen, nagenoeg allemaal voor een planologische of sociaal geografische master. Studenten die beginnen op een hbo richten zich meer op de relatie ruimte en verkeer, waar studenten die beginnen op een universitaire opleiding zich richten op verkeersmanagement of de relatie met logistiek. De vraag aan de markt zou kunnen zijn of deze tegenstrijdigheid problemen oplevert voor het werkveld.

Binnen de hbo-raad is een discussie gaande over het domein waartoe de huidige (hbo-) mobiliteitsopleidingen zouden moeten behoren. Vanuit de brede context en oorspronkelijke invalshoek en startpunt zou dat op zijn plaats zijn binnen het domein Built Environment, maar vanuit de academische invalshoek meer binnen het domein Logistiek en Transport. Projecteren we deze discussie op de vraag vanuit de arbeidsmarkt waar we hbo-studenten voor opleiden, dan is vanuit de werkveldcommissie aangegeven dat het een specialist zou moeten zijn, die tevens oog heeft voor de brede maatschappelijke en ruimtelijke context. Daarbij kunnen studenten vanuit de eigen interesse kiezen voor een meer ruimte en mobiliteit georiënteerde opleiding, mobiliteitsmanagement of meer de verkeersmanagement en verkeerstechniek. In de huidige structuur kunnen studenten zich binnen de academische opleidingen verder bekwamen in het specialisme van de verkeerseconomie, geografie of verkeersmanagement en verkeertechniek.

Het is echter de vraag waar de (internationale) vakwereld nu en in de toekomst behoefte aan heeft. Onze insteek is niet om de huidige bestaande onderwijskundige perspectieven te bekritiseren. Met deze bijdrage willen we het debat over de verdere ontwikkeling van het verkeerskundeonderwijs op gang brengen.

 
Auteur: Joske van Lith

Bij alle beroepsopleidingen participeert het werkveld actief in de opleidingen in de vorm van gastcolleges, opdrachten en projecten, stages en afstuderen

mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.