Economische betekenis van wielersport inzichtelijk gemaakt
De Nederlandse wielersporteconomie heeft een geschatte omvang van 490 miljoen euro. Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van wielersportbond NTFU. Naast de eerder onderzochte gezondheidswinst en maatschappelijke waarde van de wielersport is nu ook de economische betekenis van de wielersport inzichtelijk gemaakt.
815.000 Nederlanders hebben tenminste één racefiets of mountainbike en staan gemiddeld 90 keer per jaar op de pedalen. Deze sport vraagt ook om de nodige investeringen. Fiets, helm, schoenen en kleding zijn uitgaven die een fors deel van de jaarlijkse 490 miljoen euro bepalen. Ook zaken als het lidmaatschap van een fietsclub en de deelname aan fietsevenementen zijn meegenomen in het onderzoek van de NTFU.
Dat wielersporters veel geld overhebben voor de beoefening van hun sport blijkt uit het feit dat zij 35 procent meer uitgeven aan een nieuwe fiets dan de gemiddelde Nederlander. Daarmee vormt de sportieve fietser de motor van de wielersporteconomie.
Fietsen: meer dan mobiliteit
Veel onderzoek naar en beleid over fietsen richt zich op de fietser die onderweg is naar werk of winkel. Maar fietsen is meer dan een vervoermiddel om je van A naar B te brengen, aldus de NTFU. Fietsen als sport levert een bijdrage aan ons gevoel van geluk en gezondheid en levert een forse bijdrage aan de lokale economie. De wielersporter verdient naar mening van de NTFU dan ook een serieuze rol binnen de Nederlandse fietscultuur.
Regionale spin-off
De geschatte waarde van de Nederlandse wielersport is aan de voorzichtige kant, aldus de NTFU. Zo zijn in het onderzoek de bestedingen die wielersporters doen tijdens hun trainingsritjes buiten beschouwing gelaten. Daarbij kan worden gedacht aan het kopje koffie met appeltaart onderweg, de kosten van een veerpont en het pilsje na afloop van een rit. Ook de fietsvakantie in eigen land is niet meegenomen in de berekeningen.
Wielrenners en mountainbikers dragen per jaar 490 miljoen euro bij aan lokale economie
Reactie plaatsen •