Wegbeheerdersaansprakelijkheid: invulling gebrekscriterium

vrijdag 10 juni 2016
timer 14 min

Op 17 mei 2016 heeft het hof Den Haag een belangrijke uitspraak gedaan in een zaak, waarbij het ging om aansprakelijkheid van de wegbeheerder (ECLI:NL:GHDHA:2016:1350). Het belang van dit arrest van het hof is dat uit deze uitspraak duidelijk blijkt, dat de exacte en relevante feiten en omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de invulling van het zogenaamde gebrekscriterium in artikel 6:174 BW. Het hof betrekt de rapportage van de verkeersongevallendeskundige uitdrukkelijk bij zijn oordeelsvorming en wel op een zeer gedetailleerde manier.

De casus

De casus is kort samengevat als volgt: een tienjarig meisje loopt ernstig lichamelijk letsel op bij een ongeval op een fietspad. Centraal staat in deze zaak of het desbetreffende fietspad nu wel of niet “gebrekkig” is in de zin van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek. In dit artikel is de regeling van aansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen, waaronder wegen opgenomen.

Kort gezegd komt het er op neer, dat een weg, waaronder ook een fietspad moet voldoen aan de eisen, die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en wel op een zodanige manier, dat deze weg of dit fietspad geen gevaar voor personen of zaken oplevert.

In zaken op het terrein van wegbeheerdersaansprakelijkheid moet de rechter aan de hand van de aan hem ter beschikking staande feiten beoordelen of een weg, een fietspad of een voetpad voldoet aan de “eisen, die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen”. Dat is niet altijd eenvoudig voor de rechter. De opvattingen over deze materie lopen ook sterk uiteen: wat de één nog als een “acceptabel gat in de weg” beschouwt, wordt door de ander als “een regelrecht gevaar” aangemerkt. Hierdoor is het mogelijk, dat rechters in zaken op het gebied van wegbeheerdersaansprakelijkheid tot totaal verschillende oordelen en uitspraken komen.

De aan een weg te stellen eisen

Het gaat er telkens om, dat een weg, een fietspad of een voetpad moet voldoen aan de eisen van bruikbaarheid, kwaliteit, veiligheid en zichtbaarheid. Hierbij speelt ook het verwachtingspatroon van de weggebruiker een belangrijke rol. Immers, aan een stroomweg mag de automobilist uiteraard zwaarder eisen stellen, als het gaat om kwaliteit, comfort en veiligheid dan aan een klein weggetje, waar nauwelijks gebruik van gemaakt wordt. Van de wegbeheerder mag worden verwacht, dat hij er voor zorgt, dat de desbetreffende weg in een “goede staat” verkeert. Dat laatste staat in de artikelen 15 en 16 van de Wegenwet. Het criterium “in goede staat” is in feite net zo ruim als  het criterium “moet voldoen aan de eisen, die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen”.

Is dit fietspad nu wel of niet gebrekkig?

In de hiervoor genoemde zaak van het hof Den Haag van 17 mei 2016 gaat het in de kern ook om de vraag of het desbetreffende fietspad, concreet het geasfalteerde fietspad van de Wassenaarseslag in Wassenaar, nu wel of niet gebrekkig is.

In eerste instantie wijst de rechtbank Den Haag de vordering van de moeder van het tienjarig meisje, het slachtoffer, af. De moeder van het meisje heeft deze zaak aanhangig gemaakt en procedeert in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter. Volgens de rechtbank is de toedracht van het onderhavige ongeluk niet komen vast te staan.

Er is volgens de rechtbank geen sprake geweest van onvoldoende onderhoud van de kant van de gemeente Wassenaar en daarnaast heeft zich volgens de rechtbank geen situatie voorgedaan, die alsnog noopte tot et nemen van tussentijdse en passende maatregelen, zoals ad hoc herstel van het fietspad, dan wel het geven van een waarschuwing aan fietsers. Ergo: de rechtbank is van mening, dat het desbetreffende fietspad niet als een “gebrekkige opstal” kan worden aangemerkt.

Hoe oordeelt het hof over de gebrekkigheid van het fietspad?

Het hof Den Haag  - en daar gaat het hier om - komt tot een heel ander oordeel over de gebrekkigheid van dit fietspad. Dit college is het in het geheel niet eens met de redenering van de rechtbank.

Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat de aansprakelijkheid van de gemeente Wassenaar, als zijnde de beheerder van het fietspad, dient te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die zijn ontwikkeld in het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN2636 (Wilnis) en het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831 (Reaal/Gemeente Deventer). Kort samengevat komen de relevante juridische criteria ter beoordeling van de eventuele gebrekkigheid van een weg op het volgende neer.

Het juridisch kader

Bij de beantwoording van de vraag of een opstal (waaronder een weg) voldoet aan de eisen, die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het aan op de vraag of het betreffende fietspad naar objectieve maatstaven, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.

Aan de hand van deze juridische criteria gaat het hof na of het fietspad nu wel of niet gebrekkig is.

De feitelijke overwegingen van het hof

Volgens het hof zijn hierbij - samengevat en geciteerd uit het desbetreffende arrest - de volgende feiten en omstandigheden relevant, te weten:

1.Het gaat om een geasfalteerd fietspad van de Wassenaarseslag (het strand) in Wassenaar. Bovendien gaat het om een druk bereden fietspad, dat zeer frequent wordt gebruikt, niet alleen in de zomermaanden, door de inwoners van Wassenaar en toeristen die naar het strand gaan, maar gedurende het hele jaar, door fietsers en wielrenners die langs de kust fietsen. Onder de gebruikers van het fietspad bevinden zich niet alleen inwoners van de gemeente Wassenaar, die mogelijk ter plaatse bekend zijn, maar ook uit mensen uit de (zeer) wijde omgeving.

2.1 Daarnaast geldt naar het oordeel van het hof als feit van algemene bekendheid dat fietsers die van- en naar het strand rijden in de regel bagage bij zich hebben (standspullen) en dat het ook regelmatig voorkomt dat zij iemand anders achterop de fiets meenemen (zoals kinderen). Het meenemen van bagage en/of een opzittende is een omstandigheid die naar ervaringsregels de stabiliteit van fietsers negatief kan beïnvloeden.

2.2 In deze zaak reed het tienjarige meisje, als bestuurster van een nieuwe “omafiets” over het geasfalteerde fietspad van de Wassenaarseslag. De dochter kwam terug van het strand na een uitstapje met de scoutinggroep en zij reed in de richting van het dorp Wassenaar. Achterop de fiets zat een persoon, genaamd K, aan wie de fiets toebehoorde. Daarbij komt, dat het fietspad vanaf de duinen op enig moment vrij steil naar beneden loopt. Op dit aflopende stuk, ter hoogte van de links aansluitende Vleijsmanlaan, kwamen de dochter en K met de fiets ten val.

3.1 Gelet op het feit, dat het om een druk bereden fietspad gaat en gelet op de om de omstandigheid, dat het volgens het hof een feit van algemene bekendheid is, dat fietsers die van- en naar het strand rijden in de regel bagage bij zich hebben, zoals strandspullen, en dat het ook regelmatig voor komt dat zij iemand anders achterop de fiets meenemen, zoals kinderen, mogen, zo oordeelt het hof, vrij hoge eisen worden gesteld aan de staat van het betrokken wegdek, om zodoende serieus valgevaar, veroorzaakt door oneffenheden, te voorkomen.

3.2 In deze zaak staat vast, dat het wegdek was beschadigd. Op het fietspad bevond zich immers ten tijde en ter plaatse van het ongeval een scheur in het asfalt in de langsrichting van ongeveer vijf meter lang en aan het eind daarvan een haaks aansluitende scheur in de dwarsrichting.

3.3 Volgens de door de moeder in deze zaak ingeschakelde verkeersongevallendeskundige had deze weg er ter plaatse niet zo (bij) mogen liggen. De verkeersongevallendeskundige komt tot de conclusie, dat de aard en de scheurvorming in het fietspad juist voor eensporige voertuigen, zoals fietsers, als bijzonder gevaarscheppend is te beschouwen, omdat een fietser hierdoor ernstig in onbalans kan raken en vervolgens ten val kan komen.

De aard en de vorm van deze scheurvorming kan zeer wel leiden tot het in onbalans raken van een fiets, zeker met opzittenden, zoals K, die achterop zat, wanneer over deze scheurvorming in de langsrichting wordt gereden, en tot een uiteindelijke val.

4.1 Anders dan de gemeente Wassenaar, ziet het hof geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verkeersongevallendeskundige.

4.2 Ter zitting heeft de verkeersongevallendeskundige nog op het volgende gewezen. Bij een eensporig voertuig zoals een fiets gaat de achterband van de fiets de boog van de scheur volgen.

4.3 Aan de overgelegde foto’s, die door de moeder van de dochter zijn genomen is de onregelmatige vorm en diepte van scheur goed te zien. Het wiel gaat daardoor het spoor van de scheur zoeken. Het instabiele gedrag begint aan de start van de oneffenheid, waardoor de fiets in onbalans raakt. Het achterwiel gaat zoeken, waardoor het stuur scheef komt te staan. Dit hoeft, zo legt de verkeersongevallendeskundige uit, niet perse (bij) een hoge snelheid te zijn. Een verkeerde stuurbeweging kan een fietser onder die omstandigheden niet kwalijk genomen worden, het is een natuurlijke reactie. Wanneer een fietser een lage snelheid heeft, is er meer kans aanwezig dat het wil gaat zoeken naar de oneffenheden van de scheur. En als er iemand achterop de fiets zit, ligt er meer gewicht op het achterwiel en minder op het voorwiel. Dat maakt, zo legt wederom de verkeersongevallendeskundige uit, zeker verschil.

5.1 Het hof is van oordeel dat de duidelijke en goed onderbouwd conclusies (zie: hiervoor onder 4) van de verkeersongevallendeskundige ten aanzien van de (gebrekkige) staat van het wegdek en het daardoor geschapen (grote) gevaar voor fietsers, door de gemeente Wassenaar onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken.

5.2 De omstandigheid, dat kort na het ongeval (het ongeval vond plaats op 2 september 2011 in de avond) geen deugdelijke ongevalsregistratie/onderzoek van de situatie ter plekke heeft plaatsgevonden – en dit thans na reparatie van het wegdek niet meer aan de hand van oorspronkelijke gegevens mogelijk is, maar volstaan moet worden met foto’s - kan volgens het hof niet aan de moeder van het slachtoffer, haar dochter worden tegengeworpen. Het hof stelt in dit verband vast, dat, gezien het feit, dat de foto’s van de gemeente Wassenaar dateren van 19 september 2011, het aannemelijk is dat de gemeente vlak na het ongeval hiervan op de hoogte is gesteld.

6.1 Het hof verwerpt de stelling van de gemeente Wassenaar, dat de lengtescheur “op het oog” kleiner is dan een centimeter en dat de breedte van de scheur in elk geval veel smaller is dan een fietsband, zodat er geen risico’s waren te duchten van vastraken of klemzetten van de band in de lengtescheur. Naar het oordeel van het hof kan, gezien de overgelegde foto’s van de scheur in het wegdek, bepaald niet worden uitgesloten dat een fietsband, althans op enig punt in de betrokken lengte van circa 5 meter, in die scheur terecht kan komen.

6.2 Het hof verwijst in dit verband naar de rapportage van de verkeersongevallendeskundige. De deskundige rept hier niet van het gevaar dat een fietsband in de scheur terecht kan komen of daarin “vast kan komen te zitten”. De deskundige wijst daarentegen op het specifieke gevaar dat het wiel “gaat zoeken” door de onregelmatige vorm en diepte van de scheur, dat dit instabiele gedrag (al) begint aan de start van de oneffenheid, zijnde het begin van de circa 5 meter lange scheur, en dat de fiets hierdoor in onbalans raakt. Juist die onbalans bij het rijden over de scheur en niet een eventueel “vast zitten” van het wiel in de scheur vormt volgens de verkeersongevallendeskundige het gevaar, dat volgens hem nog wordt vergroot als er met lange snelheid wordt gereden en/of als er iemand achterop de fiets meerijdt.

7.Volgens het hof kan er niet van uit worden gegaan dat zich in de periode voor het ongeval niet al eerder fietsongevallen hadden voorgedaan, nu, gezien de verklaringen van de vertegenwoordigers van de gemeente Wassenaar ter zitting in hoger beroep, moet worden aangenomen dat de gemeente destijds geen registraties van ongevalsmeldingen bijhield en de politie niet proactief de ongevallen doorgaf.

8.Tot slot stelt het hof vast, dat de gemeente Wassenaar in deze zaak niet, althans niet gemotiveerd, aangevoerd heeft dat haar financiële middelen te beperkt waren om de vereiste maatregelen te treffen om dit gebrek te herstellen, bijvoorbeeld door het fietspad ter plaatse opnieuw te laten asfalteren, hetgeen later overigens ook is gebeurd. Volgens het hof is dit punt dan ook verder niet aan de orde.

Conclusies

Op grond van de hiervoor genoemde feitelijke overwegingen, zie onder 1 tot en met 8, komt het hof tot de conclusie dat het desbetreffende fietspad ter plaatse en ten tijde van het ongeval niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen in de zin van artikel 6:174 BW.

Uit deze uitspraak van het hof Den Haag blijkt vooral, dat de exacte feiten en omstandigheden van groot belang zijn om te beoordelen of een weg en in dit geval een fietspad nu wel of niet gebrekkig is. De invulling van het zogenaamde gebreks-criterium van artikel 6:174 BW vindt nagenoeg volledig plaats door de relevante feiten en omstandigheden van het geval. Niet zozeer de juridische kaders en overwegingen zijn hier bepalend, maar de feiten.

Het hof betrekt nadrukkelijk de bevindingen van de door de moeder van de dochter ingeschakelde verkeersongevallendeskundige in zijn oordeelsvorming. Het hof gaat in dit arrest heel gedetailleerd in op de bevindingen van deze deskundige.

Het hof is met de moeder van de dochter, het slachtoffer, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de betrokken scheur in het wegdek het ongeval heeft veroorzaakt. Het hof baseert zich hierbij niet alleen op de rapportage van de deskundige, maar ook op de aan dit college ter beschikking gestelde foto’s.

Uit deze foto’s blijkt, dat de dochter ten val kwam op het aflopende stuk van de Wassenaarseslag (het strand) ter hoogte van de links aansluitende Vleijsmanlaan. Juist op die plek bevond zich de scheur.

Daarnaast kent het hof bewijskracht toe aan de verklaring van de persoon K, die achterop de fiets zat ten tijde van het ongeval, welke verklaring kort en zakelijk weergegeven inhoudt:” [de oorzaak van het ongeval is] een gleuf in het asfalt van 5 meter aan het einde een opstaande rand met kuiltje waar de zijkant van het wiel tegen aan kwam”.

Het hof is van oordeel, dat voldoende is komen vast te staan dat de betrokken scheur in het wegdek het ongeval op 2 september 2011 heeft veroorzaakt. Ergo: het hof acht het vereiste causaal verband aanwezig tussen enerzijds het schadeveroorzakende feit en anderzijds het ongeval en de door de dochter als gevolg van dit ongeval geleden en nog te lijden schade.

Omdat het hof, gezien de bevindingen van de verkeersongevallendeskundige en gelet op diverse foto’s en de getuigenverklaring van de persoon K, van oordeel is, dat de kans “zeer groot is dat de dochter met de door haar bestuurde fiets door c.q. over deze scheurvorming van het fietspad heeft gereden – een scheur die bovendien in het midden van het fietspad in lengrichting lag, zodat voor de hand ligt dat en fietser daar rijdt -, en dat de aard en de vorm van deze scheurvorming zeer wel kan hebben geleid tot het in onbalans raken van de fiets en de uiteindelijke val, verklaart het hof voor recht dat de gemeente Wassenaar aansprakelijk is voor de door de dochter geleden en nog te lijden schade als gevolg van het aan de dochter overkomen ongeval op 2 september 2011.

Tot slot komt het hof tot het oordeel dat er geen sprake is van eigen schuld van de kant de dochter. Het beroep op eigen schuld van het meisje wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Uit de verklaringen van de direct bij het ongeval betrokken getuigen blijkt niet dat zij onoplettend of onvoorzichtig heeft gehandeld.

Mr. Roeland De Korte

Jurist verkeer en wegbeheer

Gemeente Alphen aan den Rijn

4 juni 2016

Met dank aan collega mr. Jan Roel Smedes, jurist bij gemeente Grootegast/gemeente Marum/gemeente Zuidhorn (provincie Groningen). Smedes wees mij zowel op het bestaan als het belang van deze uitspraak van het hof Den Haag van 17 mei 2016

Masterclass Aansprakelijkheid Wegbeheerder

Hoe voorkom je aansprakelijkheid? Ofwel: hoe voorkom je ongevallen waarvoor je als wegbeheerder aansprakelijk gesteld kunt worden? Hoe leer je bewust te worden van aansprakelijkheid, hoe herken je waar je eigen aansprakelijkheid in zit? Hoe leer je risico’s te herkennen en hoe word je je eigen risicomanager? Hoe combineer je richtlijnen met recht? Dan kun je iets aan verkeersveiligheid doen.

In de Masterclass Aansprakelijkheid Wegbeheerder gaan theorie en praktijk hand in hand. De masterclass wordt gegeven door Mr. Roeland De Korte.

Ga voor aanmelden en meer informatie naar: www.masterclassaansprakelijkheid.nl

Roeland De Korte, Jurist verkeer en wegbeheer

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.
mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief