Parkeerverbod geldt niet meer voor de berm. Wat nu?

donderdag 13 oktober 2016
timer 7 min

De borden E1, E2 en E3 verbieden niet langer het parkeren in de berm. De reikwijdte ervan is sinds een uitspraak van het gerechtshof Arnhem op 23 mei 2016 beperkt tot de rijbaan, op basis van het Verdrag van Wenen. Het Verdrag van Wenen gaat sinds 8 november 2008 vóór het RVV 1990.

Tot 23 mei was van belang dat onder het begrip weg in de zin van artikel 65, tweede lid, van het RVV 1990 wordt verstaan de voor het openbaar verkeer openstaande weg, zoals gedefinieerd in artikel 1, onder b van de WVW 1994 (dus van bermsloot tot bermsloot).

Daarbij waren de onderborden met de tekst 'Geldt ook voor de berm' dus volstrekt overbodig. Ze schepten ook nog eens verwarring, want mocht je dan wel in de berm parkeren als een dergelijk onderbord niet was geplaatst? Niet dus.

Het is zelfs verboden een dergelijk onderbord te plaatsen. Op grond van het arrest van 23 mei gelden E1, E2 en E3 immers alléén nog maar voor de rijbaan en op grond van artikel 8 BABW mag de werkingssfeer van gebods- en verbodsborden alleen worden beperkt (en dus niet worden uitgebreid).

Aanleiding

Op 25 februari 2012 parkeerde een automobilist zijn auto in de berm van de Bosscherweg in Maastricht. In deze straat gold een parkeerverbod (bord E1). De kentekenhouder werd bekeurd, waar hij bezwaar tegen aantekende. Hij voerde aan dat bord E1 geen werking had omdat hij niet op de rijbaan maar in de berm stond geparkeerd. De kantonrechter in Maastricht verwierp het verweer (op 22 mei 2014) met de motivatie dat bord E1 voor de hele zijde van de openbare weg geldt, dus ook voor de berm.

Arrest Gerechtshof

Het hof verklaarde in zijn uitspraak op 23 mei 2016 het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het vonnis van de kantonrechter te Maastricht, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van 25 oktober 2013 op dit punt van de kantonrechter in Haarlem. Die kantonrechter sprak een betrokkene in een soortgelijke situatie vrij omdat naar zijn mening het parkeerverbod op basis van het Verdrag van Wenen, slechts voor de rijbaan geldt en niet voor de berm. Nederland was betrokken bij de totstandkoming van het Verdrag van Wenen en is op 8 november 2008 toegetreden als verdragsluitende partij. Hoewel onder de definitie ‘weg’ van onze Wegenverkeerswet 1994 ook de berm valt, gaat de bepaling (het parkeerverbod E1 geldt alleen voor de rijbaan) van het Verdrag dus vóór, zo oordeelde nu ook het gerechtshof.

Ook achter een verkeersbord E1 mag in de berm worden geparkeerd sinds de uitspraak van het gerechtshof Arnhem (foto Verkeersknooppunt).In een aanvullend arrest van 16 juni 2016 stelt het hof dat de regel dat bord E1 het parkeren in de berm niet verbiedt, zich ook uitstrekt tot een parkeerverbodszone als bedoeld in artikel 66 RVV 1990.

Wat nu?

Door dit arrest van het gerechtshof is het bekeuren voor parkeren in de berm bij de borden E1, E2 en E3 niet meer toegestaan. Welke mogelijkheden heeft de wegbeheerder nu om het parkeren toch tegen te gaan. Ik heb de verschillende opties voor op een rijtje gezet:

1.    Laten we eens kijken of de Nederlandse wetgever ons kan helpen.

 

In artikel 1 WW 1994 staat onder b vermeld:

wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

 

In artikel 10 lid 1 RVV 19910 staat vermeld:

Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.

Het Verdrag van Wenen heeft hier dus in feite aan toegevoegd '… en de berm.'

Artikel 65 RVV 1990 vermeld:

2.    De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage I gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.

3.    Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.

 

Het lijkt dus logisch dat onze wetgever artikel 65 lid 2 gaat aanvullen met bijvoorbeeld de tekst “en de ernaast gelegen berm.”, zodat de verkeersborden ook weer voor bermen van kracht worden. Als wegbeheerders het parkeren in de berm wel toestaan dan kunnen ze de berm hiervoor fysiek aanpassen en die gedeelten van de berm voorzien van een bord E4 (parkeergelegenheid). Ook is het mogelijk om dan onder het bord E1, E2 of E3 een onderbord te plaatsen, waarop een uitzondering wordt aangegeven voor de berm met bijvoorbeeld de tekst "bermparkeren toegestaan".

2.    Zolang de wetgever de tekst van artikel 65 lid 2 niet aanpast, kan artikel 5:11 uit het model Algemene plaatselijke verordening (APV) 2016 van de VNG uitkomst bieden.

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

1. Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.

2. Dit verbod is niet van toepassing:

a. op de weg; (enzovoort)

Vóór 8 november 2008 werd dit APV artikel feitelijk onrechtmatig toegepast. De superioriteitsregel was namelijk van toepassing, waarbij een regeling van een hoger orgaan prevaleert. Dit betekent dat als één en ander via bijvoorbeeld het RVV 1990 is geregeld het verboden is om daarover iets te “verordonneren” in een APV-bepaling. Het gerechtshof Arnhem heeft zich hier nog eens recent over uitgesproken in een arrest van 28 april 2016 tegen de gemeente Nijmegen.

 

Nu het gerechtshof Arnhem in zijn arrest van 23 mei 2016 duidelijk heeft gemaakt dat een berm niet tot de weg mag worden gerekend (superioriteit van het Verdrag van Wenen boven het RVV 1990), biedt artikel 5:11 APV (met wellicht enige aanpassing) regelgevende uitkomst, zodat het parkeren in (groene) bermen waar nodig kan worden aangepakt.

 

Wel is dan een bestuurlijke vaststelling van de APV (via B&W mandaat of raad) vereist om te kunnen handhaven (en daarmee politieadvies) en moeten de vastgestelde sancties in de APV ook geformuleerd zijn.

 

3.    Het aanbrengen van gele (on)onderbroken strepen is geen oplossing. Uit de tekst in het Verdrag is op te maken dat ook naast de gele (on)onderbroken streep in de berm mag worden geparkeerd, deze tekst luidt: 'All prohibitions and restrictions of parkingshall apply only on the side of the carriageway on which the signs are placed'. Ofwel: 'Alle verboden en beperkingen met betrekking tot het parkeren zijn uitsluitend van toepassing aan de zijde van de rijbaan waar de tekens worden geplaatst'. Er vanuit gaand dat met ‘Signs’ wordt bedoeld ‘tekens’, inclusief verkeerstekens op het wegdek. Een ‘verkeersbord’ is immers een ‘Roadsign’.

4.    Als de wegbeheerder niet wil dat er in de berm wordt geparkeerd, kan dit ook onmogelijk worden gemaakt door het nemen van fysieke maatregelen zoals paaltjes, afrasteringen en dergelijke.

5.    Het verharden van een berm biedt onvoldoende recht om het parkeren te verbieden. In een aanvullend arrest van 9 juni 2016 vermeldt het hof dat als een wegbeheerder een groenstrook verhardt, dit door het hof slechts gezien wordt “om de groenstrook/berm niet beschadigd te krijgen door het verkeer”. Wil een wegbeheerder dus duidelijk maken dat een verhard gedeelte niet bestemd is om op te parkeren, dan moet dit weggedeelte bijvoorbeeld als trottoir of voetpad worden ingericht.

6.    Ook kan worden gedacht aan het plaatsen van lage struiken, bloembedden en dergelijke, waardoor wordt tegengegaan dat weggebruikers hun voertuig daar parkeren. Hierbij moet het wel heel duidelijk zijn dat het plantsoen niet tot discussie lijdt. De overeenkomst tussen bermen, beplantingen of groenstroken, parken of plantsoenen is immers dat er wel wat gras in staat. Een duidelijke scheiding is in de praktijk vaak niet te vinden en het arrest van het gerechtshof verandert niets aan deze discussie.

Eén ding is zeker: áls er sprake is van een (toegankelijke) berm, mag je er vanaf 23 mei 2016 overal parkeren ook al staat er een bord E1, E2 of E3. Wel blijft het opletten bij betaald parkeren. Ook als je in de berm staat moet je het verschuldigde parkeergeld betalen.'

Deze blog staat ook op de site van Peter Veringmeier

Peter Veringmeier is Verkeerskundig adviseur, BLVC-specialist en DGA van Veringmeier Verkeersmanagement BV

Interessante blog Peter. Ik had mezelf dezelfde vragen ook al gesteld en in deze blog geef je hierop aanvullingen. Zie deze discussiegroep op linkedin: https://www.linkedin.com/groups/738807/738807-6179917634205736962

Overigens stelt prof. mr. Willem Konijnenbelt, gewezen hoogleraar staats- en bestuursrecht, oud-staatsraad en ervaren wetgevingsdocent: “ik vrees dat de redenering van het Hof niet deugt. De WVW 1994 geeft in artikel 1 een definitie van 'weg' die geldt voor 'deze wet en de daarop berustende bepalingen'. Dus ook voor het RVV. Dat heeft het Hof over het hoofd gezien of er in elk geval geen aandacht aan besteed. Ook is het Hof niet nagegaan of het Verdrag van Wenen inmiddels voor Nederland geldt en of Nederland in dat geval, een voorbehoud heeft gemaakt dat het toepassen van het parkeerverbod op de berm zeker stelt".

In de verdere discussie kwam ook de interessante mening naar voren dat "het Verdrag er niet toe strekt om rechtstreeks te werken, in die zin dat burgers rechtstreeks rechten kunnen ontlenen aan het Verdrag. Hieruit volgt dat de kantonrechter geheel ten onrechte heeft geoordeeld dat in de beroepsprocedure van de WAHV het Verdrag inzake verkeerstekens de bepalingen van de WVW 1994 c.a. aan de kant kan zetten".

Gezien je interessante blog zou ik je willen vragen je in de discussie te mengen.

https://www.linkedin.com/groups/738807/738807-6179917634205736962
Uw eerste uitgangspunt is niet correct. Het hof baseert zich in dit arrest niet op het verdrag van Wenen inzake verkeerstekens (zoals u abusievelijk in de eerste alinea vermeldt); de uitspraak wordt volledig gedragen vanuit de Nederlandse wet- en regelgeving en de toelichting daarop.

De conclusie van het hof staat in overweging nr. 20:
20. De Nota van Toelichting op artikel 10 van het RVV 1990 en de beperking die het derde lid van artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 aanbrengt op de reikwijdte van de gelding van de borden E1, E2 en E3 van de bijlage 1 van het RVV 1990 leiden tot de conclusie, dat het bord E1 niet verbiedt om in de berm te parkeren. Het hof zoekt voor de uitleg van het begrip weg in de zin van artikel 65 tweede lid van het RVV derhalve geen aansluiting bij het begrip weg als bedoeld in artikel 1, onder b van de WVW 1994.

Pas in overweging 25 wordt aangesloten bij het verdrag.
25. De onder overweging 20 weergegeven conclusie over de uitleg van de zijde van de weg stemt overeen met het bepaalde in het hierboven aangehaalde Verdrag. Dat stemt overeen met het uitgangspunt zoals verwoord in de Nota van Toelichting op het RVV 1990.

Ergo:
De wetgever heeft zich uitgesproken in de Nota van Toelichting bij artikel 65 RVV. Daarin staat vermeld dat de borden die het parkeren en stilstaan regelen de rijbaan betreffen. Bovendien stelt het derde lid dat parkeren blijft toegestaan op de weggedeelten met een parkeerbestemming. Nergens in de wet- of regelgeving, noch in de toelichting, staat vermeld dat deze uitzondering op het tweede lid slechts limitatief de aangelegde parkeerhavens, parkeerstroken of ander parkeergelegenheden zou betreffen. Zij worden in de Nota van Toelichting slechts als voorbeeld genoemd. Artikel 10 RVV maakt een duidelijk onderscheid tussen weggedeelten bestemd om op te rijden en weggedeelten bestemd om te parkeren. Bovendien meldt de Nota van Toelichting dat de rechtswerking van verkeersborden voor zover het betreft “de weg” van geval tot geval verschillend kan zijn. Niet ieder bord is van toepassing op de gehele (breedte van de) weg.

De “uitleg” als zou de berm eveneens onder de rechtswerking van de borden E1 en E2 vallen is en was niet des wetgevers, noch is of was dat af te leiden uit het samenstel van de wettelijke bepalingen te dier zake; die onjuiste uitleg is een eigen – waarschijnlijk gewenste - interpretatie van sommige politie- en handhavingskringen.

Het hof conformeert zich met dit arrest aan de wet en de toelichting. Als subsidiair argument wordt de betreffende bepaling van het verdrag van Wenen inzake verkeerstekens genoemd omdat volgens de considerans van het RVV 1990 het nieuwe RVV aansloot bij de regels en bepalingen van dat verdrag, waarbij die bepalingen als leidend werden genomen.

Het feit dat het gerechtshof voor wat betreft artikel 65 lid 2 RVV geen aansluiting zoekt bij de definitie van weg in de definitieparagraaf van de WVW 1994 (met als uitleg de Nota van Toelichting en de verdragstekst), wil nog niet zeggen dat die definitie van weg niet op andere (lagere) wetgeving of overige bepalingen van het RVV van toepassing zou zijn.
Daarbij “geen aansluiting zoeken” betekent geenszins dat de definitie van de WVW 1994 niet van toepassing zou zijn. Het hof is buitengewoon zorgvuldig in zijn overweging.
Het betekent slechts dat de opvatting – als zouden de borden de gehele (zijde van) de weg betreffen, incluis de berm, omdat weg als zodanig wordt gedefinieerd in de WVW 1994 – een misvatting is.

Voor wat betreft de geldigheid en toepasbaarheid van een verdragsbepaling heeft de Hoge Raad (HR, 30 mei 1986, NJ 1986, 688) bepaald dat voor rechtstreekse werking alleen de inhoud van de desbetreffende bepaling beslissend is. Is deze van dien aard dat de bepaling in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht kan functioneren dan is rechtstreekse werking op zijn plaats.

Bij toetreding als verdragspartij tot de verkeersverdragen van Wenen en de Protocollen van Genève is een aantal voorbehouden gemaakt t.a.v. een aantal verdragsbepalingen, zoals de verdragen dat aan de individuele verdragspartijen toestaan, zodat deze in Nederland geen werking zullen hebben. De uitbreiding van de werkingssfeer van de verkeersborden die het parkeren en stilstaan regelen (borden E1 en E2) is niet opgenomen in de voorbehouden die Nederland heeft gemaakt. Daarboven verbieden de verdragen opneming van bepalingen in de nationale wet- of regelgeving die in strijd zijn met de bepalingen van de verdragen (Artikel 3 – Obligations of the Contacting Parties - lid 1 onder a, tweede volzin).

Tijdens de zitting zijn de laatste twee genoemde elementen aan de orde gekomen; zij zijn echter niet opgenomen in het gepubliceerde arrest.

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.
mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief